459 Trouw van 60- jarigen ouderdom huwt, eerder te vergunnen hoege naamd geene inleggelden te betalen, dan f 3258 te vorderen, zoo hij eene 10 jaar jongere vrouw huwt, die later naar alle waarschijn lijkheid ook 10 jaar langer dan de 60 jarigebij de Weduwenkas om een jaarlijksch pensioen van f 1800 zal aankloppen. Door dus f 3258 1818 1440 (l) te innen met de kans gedurende eenige jaren daarvan de renten te genieten, beloopt het Fonds de kwade kans, om 10 X 1800 f 18000 meer aan gene- raalsweduwenpensioen uit te betalen. Wij eindigen hiermede onze bespiegelingen omtrent het Weduwen- en Weezenfonds, als desiderata kortelijk samenvattende: a. dat de bij de huwelijksvoltrekking in ééns (of in zestig, bij gepensionneerden in honderd en twintig maandelijksche termijnen) te betalen inlegsom beter in overeenstemming worde gebracht met de belangen van de kas in zake het verschil in leeftijd der beide echtge- nooten. b. dat tot op zekere grenzen worde vergund, een grooter we duwen- en weezenpensioen voor de' zijnen te verzekeren, middels betaling van grootere inlegsom en grootere maandelijksche contributiën c. dat aan iedere weduwe voor ieder kind eene zekere som b. v. f 75 worde uitgekeerd, ongeacht het aantal kinderen, dat achter blijft, en wat reeds vroeger schijnt te zijn voorgesteld d. dat de wettig erkende natuurlijke kinderen aanspraak verkrijgen op uitkeering uit het fonds, en e. aan het aantal weezen, dat meer dan drie bedraagt, voor ieder kind meer een jaarlijksche onderstand van f 100 worde verleend. Z. (1) In de werkelijkheid zou de 70jarige generaal, zoo hij met eene vrouw -van 60 jaar huwde, eene inlegsom van f 1818 moeten betalen, dus f 1440 minder dan wanneer hij eene 50jarige huwt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 465