463 als een boek, want reeds iu liet tractaat met Marokko van 1844 werd gezegd: „Le Sahara [de Sahara waarin vroeger onze landgenoote, fieule Tinne, eu voor eeuige jaren de Fransche kolonel Flatters werd vermoord, wel te onderscheiden van de Algerijnsohe Sahara, die alleen bevat de Noordelijke oasen en het terrein waarop zich de onderworpen stammen bewegen, en die den overgang vormt tusschen de hoogvlakten en de werkelijke Sahara] n'est a personne." Er zijn ik veroorloof mij het onder de aandacht van X. te brengen in Algérië andere stammen dan de Touaregsdie er niet te huis be lmoren en daaronder zijn erdie wel onderworpen maar ik ver taal letterlijk niet getemd zijn. Of rekent X. de Ouled-Sidi- Sheick, die door Frankrijk in den steek werden gelaten, toen zij tegenover Abd-el-Ivader stonden, en die sedert niet alleen diens trouwste aanhangers werdenmaar van welke ook de groote opstand van 1864 en de opstand van 1881 uitgingen, ook tot de Touaregs? Zeker evenmin als Paul Gaffarel dit zal doen, en evenmin als Mercier dit doet, die, sprekende over den eerstgenoemden opstand, en de rol die de bedoelde stam daarbij vervulde, laat volgen: „jusqu' a ce jour (1880) une grande partie des Ouled-Sidi-Sheick n'a pas fait sa soumission." En dat Mercier waarheid sprak, werd reeds in het volgende jaar, 1881, bewezen. Onderwijl zich tijdens het verzamelen en uitrusten der expeditie tegen Tunis bijna overal in het Fransche wingewest onrustbarende verschijnselen vertoonden, predikte in den aanvang van April Bou-A- nema, een marabout van Moghar den heiligen oorlogen wist eenige stammen te bewegen tot het opvatten der wapenen. De militaire autoriteit zond daarop den chef van het Arabische bureau te Geryville, den luitenant Weijnbrenner, met 4 spahi's (1 7) om een der zendelingen van den hoofdopstandeling gevangen te nemen. Met zijn machtig detachement werd hij afgemaakt op den 20sten dier maand. Géryville, de hoofdplaats van de onderafdeeling van dien naamwerd daarop omsingelden eerst ontzettoen de generaal Collignon die stad op den 12en Mei 1881 met eene colonne bereikte. Drie bataljons en 4 eskadrons sterkbehalve de goumsdie als hulptroepen werden toegevoegd2000 manonder den kolonel Innocentiwerden daarop uitgezonden in de richting van Chellalah [100 K. M. Z-W van Gé-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 469