467
den Franschen gekost heeft, behoeft onderworpen en gedeeltelijk uit
geroeid te worden, Atjeh veroveren, zooals de Franschen Algérië
hebben gedaan?
Wil hij wellicht ook te Atjeh Nederlanders en andere Europeanen
overbrengen, om, hetzij de inheemsche bevolking te vervangen, het
zij een tegenwicht daar te stellen? Wil hij daar wellicht ook spoor
wegen waterreservoirsen wat niet al meer aanleggenterwijl
elders en in goed onderworpen streken van onze bezittingen
nog altijd naar die kunstwerken wordt gesmacht? Wil hij uit Atjeh,
wanneer in Patria de winter in 't land is, de Hollandsche markten
wellicht voorzien met de eerstelingen van versche groenten, zooals
de Algerjjnsche Franschen, die naar Frankrijk zenden? Wat komt
het er voor ons op aan, wat de Franschen in de Algei'iinsche kust
streek deden, wanneer wij, zonder ons te gronde te richten, te Atjeh
niet 't zelfde kunnen doen Of de Franschen aan hun, in dertig
aren van Marseille te bereiken wingewest, schatten durven besteden,
doet voor ons die niet Algérië, maar Atjeh willen veroveren, weinig
ter zake. Maar toch eenige vragen. Is het wel waar, dat de ex
ploitatie van de Teil zoo uiterst voordeelig is? Graan zij, die dat
zeggen, niet veel meer af op hetgeen men zich uit de oudheid her-
rinnert, toen de Romeinen Afrika, de koreuschuur van Europa noem
den, dan op den tegenwoordigen toestand? Is de grond (eenige
bevoorrechte valleien uitgezonderd) waaruit sedert eeuwen werd
geput, zonder dat iets werd teruggegeven, niet van dien aard, dat
om hem weder vruchtbaar te maken, een bijna even zwaren, en
even kostbaren arbeid noodig is, als in Europa? Is het onwaar,
dat, terwijl in Frankrijk de gemiddelde opbrengst van een II. A.
tarwe 14,86 H. L. bedraagt in Algérië op eene gelijke opper
vlakte door de Europeanen slechts 8, door de inboorlingen
slechts 5 H. L. worden geteeld, en dat bovendien die opbrengst
door gebrek aan regen, het lang aanhouden van den Sirocco, den
inval van sprinkhanen enz. ver beneden de gewone kan zijn Zegt
Mercier niet, en Maurice Wahl is het met hem eens, dat de kleine
landbouwer, en daaronder verstaat hij hem, die niet meer dan 50
H. A. kan bewerken, in de eigenlijke Teil, en dat is niet de on-
Zie Economist Maart 1876.