471 hebben verricht, in zekeren zin, heeft durven stellen boven't geen wij hier in Indië hebben gedaan. Het doet mij genoegen dat X. wel wil erkennen, dat de Franschen in de eerste 10 jaren van hun verblijf in Algérië zelf oorzaak zijn geweest van de groote proportiën die de oorlog later aannam, zoomede dat onder het tweede Keizerrijk, dus 20 jaren lang, want hij zal den tijd dat Napoleon III president was wel willen mederekenen, in Algérië pour la gloire is gevochten. (1) Hij deelt echter niet mede hoe het eerste geschiedde, en gaat ook stilzwijgend voorbij, dat de I. P. gezegd heeft, dat de oorlogen in Algérië aanleiding gaven tot de nederlagen in den Fransch-Duitschen oorlog en het verlies van den Elzas en Lotharingen. Ten einde den lezers van het I. M. T. de moeite te besparen zich daarvan door het bestudeeren van verschil lende geschriften te overtuigen, heb ik de vrijheid genomen in dit geschrift, en in het aanhangsel omtrent die beide punten het een en ander mede te deelen. Toen ik schreef: „Was daarmede (met den val van Abd-el-Kader) „het verzet geëindigd? Wel neen! In 1849 en 1850 (2) Zaatscha „en Laghouat waar zoo vele menschen verloren gingen", dacht ik er alleen aan te doen ziendat, nadat men tien jaren was bezig ge weest met het toepassen van het tiveede stelsel van Bugeaud, zijn plan, de verovering van Algérië in zijn geheel nog niet was ten uit voer gelegd, en daardoor te waarschuwen tegen het door ons te Atjeh volgen van het door hem gegeven voorbeeld. Nu X. het ecli- ter doet voorkomen, alsof ik getracht heb de lezers van het I. M. T. te misleiden, door te trachten hen in den waan te brengen, dat daar van geen opstand sprake was, en men in werkelijkheid slechts overging tot eene nieuwe verovering, om daarna uit te roepen „Zaat scha en Laghouat hadden niets met Abd-el-Kader te maken" (n. b. met Abd-el-Kader, van welke ik in de voorafgaande zinsnede zeide, dat hij verplicht was geweest zich over te geven) veroorloof ik mij een paar vragen. Waar las X. dat ik schreef, dat Abd-el-Kader iets met Zaatscha en Laghouat te maken had? Wat doet het er toe, of de vijanden te Zaatscha Berbers of Arabieren waren, wanneer (1) Alsof dat vroeger ook niet veeltijds het geval was (2) 1850 is eene druk-of schrijffout, 'tMoet zijn 1853,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 477