472
het doel was, ik herhaal nogmaals de woorden van X. in zijn vorig
opstel, Algérië in zijn geheel te veroverenen wanneer inen weet,
dat de Berbers, waaronder de Kabylen behooren, de oorspronkelijke
bewoners van het land zijn, die door de Franschen in den eersten
tijd werden over het hoofd gezien, zoodat zij, ook wat betreft de
verdeeling van het grondgebied, contracten sloten met de Arabieren,
niettegenstaande de eersten de werkelijke eigenaars waren van het
grootste gedeelte van Noordelijk-Afrika, en niettegenstaande volgens
de jongste onderzoekingen hun zielental, mederekende hen die de
faal en gewoonten der Arabieren hebben aangenomen, 2.000.000 be
draagt, waarvan nog ongeveer 800.000 de eigen taal spreken, zoodat
zij in getalsterkte de Arabische veroveraars verre overtreffen (21) Nu
X. voor de zooveelste maal uitvluchten voor argumenten wil doen
gelden, veroorloof ik mij hem mede te deelen, hetgeen ik niet zeide,
dat er èn te Zaatscha en te Laghouat wel degelijk sprake was van
opstanden.
Wat betreft Zaatscha, kan X. dit o. a. zien op bladz. 39 der studiën
over Algérië van den generaal Booms waar staat: „dat de inlandsche
„bevolking die op verzwakking van de Regeering en het leger re-
„kende (na de omwenteling van 1848) „op verschillende punten in
opstand kwam (ik onderstreep) „en in de Ziban waar Zaatscha het
„centrum was, deze slechts ten koste van aanzienlijke verliezen kon
„onderdrukt worden"; zoo ook in de „Annuaire der Revue des deux
mondes" van 1850, waar men leest en wel op pag. 231„L'Anneé 1849
fut troublée par diverses insurrections(ik onderstreep nogmaals, 't is
van Algérië dat wordt gesproken) „en Kabylie, (22) et notamment
a Zaatscha." Eu zoo was het. De Aurès, de Hodua en de Ziban
waren in het eerste halfjaar van 1844 door den Hertog van Aumale
onderworpen, waarna Biskra, ongeveer 30 K. M. ten N. O. van
Zaatscha voor de tweede maal (de eerste maal was het achtergelaten
inlandsche bataljon overvallen en afgemaakt) was bezet. Het al
daar gevestigde Arabische bureau verschafte aan de Franschen bin
nen korten tijd een zuiver inkomen van 700.000 francs per jaar.
Maar zooals X. op bladz. 134 van het werk van Maurice Wahl,
en op bladz. 36 van den Spectateur Militaire van 1850 in een op
stel van den generaal De .Rumigny kan lezen, juist de aanstootelijk