473
fiscale wijze waarop bij het heffen der belastingen werd te werk ge
gaan: O., a. door de dadelboomen aan te slaan onverschillig of men
met mannelijke of met vrouwelijke, met jonge of met vruchtdragende
exemplaren te doen had, gaf aanleiding tot het verzet, dat werd aan
gevuurd door zekeren Bouzian, oud Cheick van Abd-el-Kader, en dat
eindigde met het op den 26en November 1849 over de kling jagen
der geheele, door de schuld der Franschen tot wanhoop gebrachte
bevolking. (23) Maar Laghouat? Dit werd op den 25sten Mei 1844
door de Franschen onder den generaal Mareij-Monge, onderbevel
hebber van Aumale, genomen, en onder het bestuur gesteld van den
Khalifa (als Fransch hoofd) Ahmed-ben-Salim. Maar in 1852 trok
de bevolking de partij van Mohamed ben Abdallah, den Cherif dien
de Franschen vroeger beproefd hadden om tegenover Abd-el-Kader
te stellen, en die vervolgens tegen hen intrigeerde en in het strijd
perk trad. Er was ook daar derhalve wel degelijk sprake van een
opstand, zooals X. dan ook kan lezen in de „Revue des deux Mon-
des" van 15 Maart 1855, in een opstel van Y. de Mars (de hertog
van Aumale) waarin gezegd wordt, dat een der Chérifs er in slaagde om
Laghouat in opstand te brengen. En wanneer de man die in 1844,
de Aurès, de Hadna en de Ziban, naar 't getuigenis van Frausche
schrijvers, volkomen onderwierp het verklaart, zal X. het wel niet
langer willen betwisten.
Na Zaatscha en Laghouat te hebben genoemd, wees ik, om nog
nader aan te toonen, dat met den val van Abd-el-Kader, Algérië nog
niet was ten onder gebracht, op de expeditie in Klein-Kabylië in
1851, onder Saint Arnaud, en op die in Groot-Kabylië in 1857 onder
Randon (1). Alleraardigst is de wijze waarop X. mij hier weer
tegenspreekt. De Kabylen, wel dat is een ander volk, ze hebben
met de Arabieren niets gemeen. Ei! Ei! Omdat de Kabylen Ber
bers zijn, d. w. z. behooren tot de oorspronkelijke bevolking, die
zooals wij straks hebben gezien, wanneer men hen die de taal en
de zeden der Arabieren hebben aangenomen mederekent, de laatsten
(1) Yolgens den generaal Booms sterk 27000 man, volgens Maurice "Wahl daaren
tegen 35000 man. "Waarschijnlijk rekent de laatste de observatie korpsen, die het
oorlogstooneel omsingelden, mede. Yan de expeditie tegen Klein-Kabylië in 1851 zegt
de laatste dat het eenige resultaat was, eenige verzoeken om ampon.