477 - 1885, Dl. I. 31 (25) Les mobiles, qui le (Mokrani) poussèrent a eet acte, furent assurément de diverse nature te nous lie pourrions discuter ici cette question sans entrer dans les dévéloppements qui nous mè- neraient trop loin; et puis ces faits sont encore trop modernes pour être discutés avec fruit. Mercier pag. 67. (26) „Alle oorlogen zijn wreed" zegt X. Accoord. Maar juist daarom moet door de chefs zoo veel doenlijk worden gezorgd, dat zij niet wreeder worden gevoerd dan volstrekt noodzakelijk is. Dit laatste wordt wel eens uit het oog verloren. Alleen door militairen? Yolstrekt niet. Onder het civiel bestuur is te Atjeh, waarschijnlijk niet minder, misschien zelfs nog meer gebrand en verwoest dan onder het militaire. Mijne ondervinding heeft mij geleerd, dat wanneer er sprake is van 't in toepassing brengen der afschriktheorie, de niet militairen gemeenlijk nog verder willen gaan dan de mannen van het zwaard. Onze fout is, dat wij, uitgaande van de stelling, dat de inlandsche volken met welke wij in botsing komen, steeds op eene zeer wreede wijze oorlog voeren, en op 't ge bied der politiek misleiding op den voorgrond stellen, in het denkbeeld verkeeren, dat wij om te slagen tot gelijke middelen onze toevlucht moeten nemen, in plaats van, wat er ook moge gebeuren, en tegen over wien ook, nimmer uit het oog te verliezen, dat wij zeggen beschaafd te zijn en daarom indachtig aan de spreuk „noblesse oblige", ook moeten handelen zooals dat een beschaafd volk past. De in landers vertrouwen ons evenmin als wij hen, omdat zij maar al te dikwijls gezien hebben, dat onze daden niet overeenkomen met onze woorden. Noch het oorlogvoeren te vuur en te zwaard, noch hetgeen men verstaat onder eene zoogenaamde lioogere politiek (ik wil geen ander woord gebruiken) die te Atjeh waarschijnlijk niet het minst door de civiele gouverneurs is gevolgd, hebben ons een stap verder gebracht. Integendeel wij zijn zeer teruggegaan. Dat kan trouwens moeielijk anders. Men maait wat men gezaaid heeft, en wanneer men op de inlandsche wijze zaait, zal men ook zoo als de inlanders oogsten. Wij moeten trachten door ons voorbeeld de volken van den archipel over te halen tot onze wjjze van zien, en niet zoo handelen, dat het den schijn heeft dat zij ons overhaal den tot hunne wijze van zien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 483