488
Hieruit bleek, dat de aanvankelijke weigering niet uit tegenzin,
maar uit de wijze van toedienen voortsproot.
Toen dan ook op den 2en dag de koeken ter grootte van 1 c. M3.
waren gestampt en weer met haver vermengd, aan een gedeelte der
paarden droog, en aan andereu bevochtigd werd gegeven, werd dit
voedsel met graagte genuttigd.
De bakken waren zelfs schoon uitgeïikt.
Het scheen droog nog het beste te bevallen en werd daarom ver
der zoo toegediend.
De omstandigheid, dat de koeken in een vijzel gestampt moesten
worden, is op marsch bij een groot aantal paarden nog al bezwarend,
maar kan verholpen worden door de koeken dunner, dus gemak
kelijker breekbaar te maken.
Op ééne uitzondering na, hebben alle paarden de koeken, gedu
rende den geheelen duur der proef (14 dagen) goed gegeten. Één
paard heeft na 8 dagen, waarschijnlijk door pijnlijkheid in den mond,
veroorzaakt door de scherpe kanten der grootere stukken, dit voed
sel geweigerd.
Yan elk der twee eskadrons die aan de proef deelnamen, waren
24 paarden uitgezocht, waarvan aan de helft werd gegeven het ge
wone manoeuvresration (dat grooter is dan het garnizoensration),
aan de andere helft de koeken. Yan deze helft kreeg weer de helft
koeken, ter vervanging van haver alléén, en de andere helft ter ver
vanging van haver èn hooi.
Bij elk dezer twee categoriën werd de verhouding van de koeken tot de
haver bepaald, voor de helft der paarden op een half en voor de andere
helft op twee derde van de haver en naar evenredigheid van het hooi-
Dientengevolge waren er vier wijzen van koekvoedering, elke wijze
op 6 paarden toegepast, als
le 3.75 KG. koeken zonder hooi.
2e 3.KG. id. met hooi.
3e 3.KG. id. zonder hooi.
4e 2.25 KG. id. met hooi.
Bovendien waren de paarden zoodanig uitgezocht, dat de proef
zoowel op zware als op magerder, op sterke als op zwakkere paarden
kon worden nagegaan.