In een open brief aan den heer H. A. A. Niclouvoorkomende in de voorlaatste aflevering van het Indisch Militair Tijdschrift bespreekt de heer Kielstra onze brochure getiteld„De Generaal J. H. R. Kolder enz." op eene voor ons minder vleiende wijze. Stellen wij ons in deze aangelegenheid op het standpunt van den heer IT., deelende zijn hekel aan anonym geschrijf en zijne zienswijze, dat onze brochure is, een schotschrift, waarin hij op onkameraad schappelijke wijze wordt aangevallen, dan gelooven wij, dat wij in zijn geval niet zouden hebben doen blijken, dat zoodanig vlugschrift onze aandacht getrokken had. Nu dit echter toch geschiedde, achten wij ons geroepen de pen weder ter hand te nemen, om andere lezers, die zich met het gevoelen van den heer K. in meer of mindere mate mochten vereenigen, de gelegenheid aan te bieden, een juist oordeel te vellen. Wij hieldeu zóó weinig rekening met de velerlei drijfveren, die den mensch tot zijue handelingen kunnen aanzetten, dat wij er zelfs niet op bedacht waren, van ons onzijdig standpunt tegeuover de geschiedenis, in onze brochure behandeld, met een enkel woord te gewagen. „Over het algemeen" zegt de heer K. in zijn open brief „heb ik een hekel aan anonymiteit." „Wanneer men een weten schappelijk onderwerp bespreekt, kan anonymiteit niet afkeurings- „waardig, zelfs somtijds nuttig zijn." „Maar zoodra men komt op onderwerpen van persoonlijken aard „of feiten verhaalt, is anonymiteit verkeerd, omdat een anouymus niet „mag rekenen op onvoorwaardelijk vertrouwen in zjjue geloof waardigheid. Den steun van het gezag voor onvoorwaardelijk vertrouwen in onze Be Heer B. Kielstra over de brochure getiteld: -De Generaal J. H. R. Kohier eene nalezing van feiten tijdens de eerste expeditie tegen het rijk van Atjeh enz. 1885, Dl. I. 32

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 499