494 geloofwaardigheid, meenden wij voor onze brochure niet te behoeven. De feiten, door ons medegedeeld, zijn genomen uit artikelen in dege lijke boeken en tijdschriften behandeldbewerkt naar beëedigde offi- cieele bronnen en zoo de heer Kblijkens eene vroegere repliek op een betoog van den heer Niclou, de meening is toegedaan, dat na- pleiten over gedane zaken weinig helpt, IndGids, Mei 84, bladz. 873) dan meenen wij, dat omtrent de door ons aangehaalde feiten, napleiten zelfs niet kan worden toegelaten. "VVaar zou het heen, indien men, na eene enquête, als waartoe de gang van zaken bij de eerste expeditie tegen het rijk van Atjeh leidde, nog weer eene andere offi- cieele waarheid zou willen doen gelden, of rekening zou willen houden met de subjectieve meeningen van verschillende personen. Wij althans beschouwen, dat door de enquête (zij moge al van een zuiver militair standpunt minder zijn goed te keuren) de zaak in het hoogste ressort is afgedaan. ISTu is het waar, dat wij, met vooropstelling van die feiten, eigene zienswijze hebben afgeleid, maar daarmede bedoelden wij geenszins onze meening anderen op te dringenalleen meenden wij ze, den ingewijden in onze Atjeh-litteratuur, met vertrouwen te mogen aan bieden. En dat wij bij die afleidingen misbruik zouden hebben gemaakt van de anonymiteit, ontkennen wij ten stelligstevele opmerkingen nog, waar de geschiedenis ze aan de hand deed, lieten wij onaan geroerd. De bronnenwaaraan wij onze gegevens ontleendenhebben wij in ons boekje telkens aangewezenzoodat iederdie zich daartoe de moeite getroosten wil, de aangehaalde werken kan opslaan. Dit wat de feiten aangaat. Wat onze brochure als onderwerp van persoonlijken aard betreft, kunnen wij verzekerendat de heer K. ons alleen bekend is uit zijne vele geschriften (van botvieren aan animositeit kan dus geen sprake zijn); dat wij den Chef vau den Staf bij de eerste Atjeh-expe- ditie persoonlijk niet gekend hebben en dat we nooit in eenige dienst verhouding stonden tot den Commandant der Artillerie bij die expeditie. De heer K. verzekert ons, dat hij de bij zijne beschrijving van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 500