50? brengen, kunnen wij niet toegeven, hoezeer wij ook begrijpen dat de zee officier daarin zijn ideaal stelt. Wat kan een vijand, die een aanval op Java beoogt, aangenamer zijn dan onze vloot slag te leveren, waarin hij over winnaar moet blijven, wil hij zijne verdere plannen kunnen volvoeren. Wat moet hem grootere zorg baren dan de wetenschap, dat er eene zeemacht in de nabijheid is, die den slag tegen de overmacht ontwijkt, maar hem voortdurend op zijne operatielijnen bedreigt. Na de algemeene beschouwingen gaat de S. over tot het aangeven van de formatie door hem noodig geacht. Naast de Gouvernementsschepen acht hij voor Atjeh nog 3 schepen, en voor het overige van den Archipel tegen Inlandsche vijanden nog 3, dus in het geheel 6 schepen noodig, welke tot den strijd ingericht, aan den strijd tegenover eene vreemde mo gendheid kunnen worden dienstbaar gemaakt, derhalve 6 zeewaardige oorlogsschepen. Zonder zwaardere eischen aan personeel en materieel te stellen, dan tot nu toe gesteld werden, toont S. door becijfering aan, dat er 8 van die schepen kunnen aangeschaft worden. Verder verklaart S. zich voor het behoud van de 2 ramtorenschepen, maar wil deze in vredestijd den dienst als wachtschepen laten doen, waardoor de bestaande wachtschepen kunnen vervallen, die jaarlijks f 339.000 aan traktement en voeding kosten en 250 man equipage verei- schen. Of deze bezuiniging wel inderdaad verkregen zou worden, en of de uitgaven in dit geval zich niet zouden verplaatsen, tenzij men het personeel der vloot blijvend verminderde met die 250 man, dat zeker niet gewenscht zoude zijn met het oog op de meer dan twijfelachtige aanvulling in tijd van oorlog, kunnen wij niet beoordeelen. Bij het aangeven van bet type dat S. wenschelijk acht voor de oorlogs schepen, verklaart hij eerst, dat zij geene raderschepen mogen zijn en ook gee- ne sehroefschepen, welke hunne ketels boven de waterlijn hebben; verder licht hij toe, waarom weinig groote oorlogsschepen van 200 a 250 man finantieel voordeeliger en meer oorlogswaarde bezitten, dan veel kleine met eene beman ning van 100 man, hetgeen ook voor de meerdere stabiliteit der batterijen gewenscht is. Hij geeft als type aaneen kruiser met eene equipage van 202 Europeanen en 42 Inlanders en een sterk état-majorbewapening4 stuk ken van 15 cM. (één in de boeg, 2 ter hoogte van het grootspant, en barbet te in halve torens, 1 achteruit; deze vuurmonden moeten tegen mars vuur beschermd worden)4 verdekt opgestelde revolverkanons en 2 Nordenfelt- kanons in de marsen, 6 kanons van 12 cM. en verder sloepgeschut, eindelijk een torpedobloot 2° klasse en lanceer- of spar-torpedo's.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 513