516 dit leger eene betere organisatie te geven en bet meer direct onder Engel- schen invloed te plaatsen; vermoedelijk zoude biermede eene vermindering der sterkte van het leger gepaard kunnen gaanwant het valt niet te ontkennen dat de taaknu aan het leger van den Maharajah van Cashmere opgedragen, n. 1. bescherming van de noordwestelijke grenzen van Britsch-Indiëeven goed zou kunnen worden volbracht door een goed gedisciplineerd leger van de halve sterktehoe goed dat leger van den Maharajah overigens ook wezen moge. Van minder belang is Khelat of Beloochistan. De grootte van dezen Staat wordt geschat op 80,000 vierk. Eng. mijlen en de bevolking op niet meer dan 350.000 zielen. Uit een som van 50.000 aan inkomsten onderhoudt de Khan een leger van 3000 gewapende lieden, dat is onge veer 1000 man minder dan de door een zijner ondergeschikte hoofden de Jam van Lab onderhouden krijgsmacht. Op de oostelijke grenzen van het Britsch-Indische rijk liggen verscheide ne kleine Statenwelke eenige betrekking onderhouden met het Brit- sche Gouvernement, en waarvan alleen Munipore eene krijgsmacht onderhoudt van 4400 man inf., 400 ruiters en 500 artilleristen. Ten noorden van Voor-Indië zijn gelegen Bhutan en Nepaul. Yan Bhutan is weinig bekend; slechts tweemalen, eerst in 1772 en later in 1866, waren de Britsche troepen genoodzaakt de grenzen van dat land te overschrij den, om den Vorst te tuchtigen wegens invallen en plundertochten op Britsch-Indisch gebied. Even weinig is bekend van Nepaulalleen kent men de hoofdplaats Khatmandu en den weg daarheen. De bevolking wordt geschat op 3,000,000 zielen en de inkomsten bedragen niet minder dan 500,000. De Durbar of Vorst van Nepaul onderhoudt een leger van 100,000 strijders, en bezit te Khatmandu een kanongieterij en een wapenmagazijn. Met het oog op de ligging van dezen Staat aan de meest blootgestelde zijde van het Britsch-Indische rijk, is de macht van den Durbar niet te gering te schatten. Vatten wij ten slotte samen wat over de krijgsmacht der Indische vorsten in Voor-Indië is gezegd, dan komt men tot deze conclusie: De Mahratta-Vorsten hebben een staand leger van 59600 man en 116 stukken geschut; de Hindoe-Staten kunnen gezamenlijk in't veld brengen een legermacht van 188,475 man met 3096 vuurmonden. Te zamen hebben alle Hindoe-Staten dus een krijgsmacht van 275,075 man en 3772 stukken geschut.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 522