559 Bij het OosteDrijksche leger is het zoogenaamde „Gulyas" ingevoerd, bestaande uit een soort van hachee, dat in bussen geconserveerd is. Yolgens de „Oestenreichische Militar Zeitung (zie afleveringen October en November, jaargang 1884), hebben de in Oostenrijk met Carne pura genomen proeven ongunstige uitkomsten opgeleverd. Ofschoon op wetenschappelijke gronden niets tegen de voedingswaarde kon worden aangevoerd, werd de practische bruikbaarheid van dit vleeschpoeder, dat zoowel den smaak als den reuk onaangenaam aandoet, gering geacht. Ik meen in het vorenstaande voldoende aangetoond te hebben, dat het advies van den heer Hasselaer, tot het nemen van eene proef met Carne pura bij het Indisch leger, niet op een grondig onderzoek van dit voedingsmiddel berust, en hij veeleer de dupe is geweest van de vele daarover geschreven reclame artikelen en berichten. Eene proef, als door den heer H. voorgesteld wordt, zou, naar het mij voorkomt, als eene voor den soldaat noodelooze plagerij moeten worden beschouwd, welke echter nog het groote nadeel zou hebben, van het wantrouwen, hetwelk toch al bij den soldaat en soms zeer ten rechte tegen het gebruik van verduurzaamde levensmiddelen bestaat, zonder reden te versterken. 's Grccvenhage. E. G. Winckel. Kapitein-intendant van liet Nederl. leger. Wij vestigen de aandacht van den belangstellenden lezer op een artikel in de „Neue Militarische Blatter, 3 Heft, Marz, 1885", getiteld „Carne-pura. Eine neue Fleisch-konserve und ihre Yerwendbarkeit im Felde, von Dr. Kirchenberger, K. K. Regiments-Artz in Olmütz." De slotsom van S 's beschouwingen luidt aldus Nach all' dem ist man wohl zu der Annahme berechtigt, dasz die Carne-pura-Praparate in der Yerpflegung künftiger Kriege und als Bestandtheil des eisernen Vorrathes eine Rolle zu gpielen berufen sein werden; sie werden zwar nicht im Stande sein, das frische Fleisch aus der Feldverpflegung zu verdrangen, wohl aber einen Ersatz desselben in vielen Fallen zu bieten. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 565