589 testeeren, zijne woorden verminkt hoort herhalen, wil dit nog niet zeggen, dat men het met die verminking eens is. Maar de kans bestaatdat anderendenkende aan het door mij gebruikte spreek woord: „die zwijgt die consenteert", zullen gelooven, dat men dit doet. En dit hadt gij kunnen voorkomendoor de HH. Robidée van der Aa en Gerlach te wijzen op hunne misvatting. Mijns inziens had dit kunnen plaats vinden met weinig woorden en zonder lange debatten. Van de laatsten ben ik niet minder groot tegenstander dan gij 5 ja ik ga verder en beweer, dat voordrachten, en vooral debatten over voordrachtenwanneer men niet de zekerheid heeft, dat de aanwezigen eeue studie hebben gemaakt van de zaak welke behandeld wordt, zoo veel doenlijk dienen vermeden te worden, om dat mijne ondervinding heeft het mij geleerd de beste spreker steeds de meeste kans heeft om de meerderheid op zijne hand te krijgen zonder dat daardoor het bewijs wordt geleverd, dat juist hij gelijk heeft. Onder de personen die ik zeer hoogacht, bekleedt de heer W. C. Nieuwenhuijzen eene voorname plaats. Ik stel volkomen vertrouwen in 't geen hij zegt, en neem dan ook aan dat de kolonel Pel, zich reeds vóór het vertrek der 2e expeditie tegen zijne vertrouwden, dus tegen derden, misschien ivel tegen hevige tegenstanders van den ge neraal Van Swieten (1)heeft uitgelatendat hij de inzichten van dien Generaal niet deelde. Maar even zeker-is het, dat hij zich twee dagen vóór het vertrek van Van Swieten, tegen een hoofdof ficier, die niet tot diens tegenstanders behoorde, in tegenovergestelden zin uitliet. En even zeker weet ik, dat Pel, aan hem door wien hij werd gekozen om zoo veel doenlijk op het ingeslagen voetspoor voort te gaan, nooit deed blijken, dat hij het niet met hem eens was. Nu zegt gij wel, dat dit niet behoefde, maar juist daarin ben ik het niet met u eens. AVel wil ik met u aannemen, dat een Kolonel die door een Luitenant-Generaal wordt aangewezen als zijn meest geschikte opvolger, wanneer de opdracht van zuiver militairen aard isen de chef zich bepaalt tot het geven van den last zonder meer, 1885, Dl. I. og (1) De onderstreepte woorden stonden in mijn opstel in het I. M. T. No. 8 en 9 ran 1884, maar werden naar aanleiding van eene opmerking der redactie weggelaten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 595