599 VI Moekims, in November 1875 te Atjeh terugkwam met eene instructie, waarin niet alleen de verovering van de YI Moekims en de in bezitname van Kroeng-Babn. Kwala-Gighen, Kwala-Loë en Kroeng-Eaja, maar ook die van de IV, en zelfs ook die van de IX Moekims recht Zuidelijk in het binnenland werd voorgeschreven, en dat die man in den loop der operatiën nog verder ging, en zelfs een gedeelte der XXII Moekims veroverde en bezette? En moeten de antwoorden op de beide laatste vragen niet zijn:op de eerste dat er geen krachtiger protest tegen het voortdringen naar 't Zuiden, en de veroveringen onder Yan der Heijden, gedeeltelijk ook die onder Pel bestaat, dan juist de brief van den laatsten dd. 30 April 1875; en op de tweede, dat er alle reden bestaat om aan te nemen, dat Pel gedurende de zomermaanden van 1875, 't zij door het tal van vlugschriften en dagbladartikelen, waarmede de voorstanders van vooruitdringen het land overstroomden, 't zij door gesprekken, is overgehaald om af te wijken van zijn programma van den 20 April 1875, eene afwijking, waarover Pel ik ben er thans nog zekerder van dan in 1877 het doodvonnis zou hebben uitgesproken, wan neer hij niet was bezweken onder den last van de hem opgelegde taak. Meent gij dat er niets tegenstrijdigs is gelegen, in 't geen gij ge zegd hebt omtrent de Indische Regeering en het Legerbestuur, die en Pel zijn gang lieten gaan, en aanmerkingen maakten op zijn stelsel, en om inlichtingen vroegen, en aandrongen op terugzending van een gedeelte der troepen, zoodat de Ministerieele tusschenkomst noodig was om dit te voorkomen, en zij met een kluitje in 't riet werden gestuurd, 't is mij wei. Mij valt 't moeielijk tusschen 't een en ander overeenstemming te vinden. Op bladz. 109 mijner „Open brieven aan den heer Borel", gaf ik eene lijst van opstellen over de Atjeh-quaestie van mij afkomstig. Daaronder ziju er verscheidenen, die ik, tijdens zij het licht zagen, noch met mijn naam, noch met mijne initialen onderteekende. Op het oogenblik voer ik in het I. M. T. eene soort van polemiek met iemand, die onder den naam van X. een mijner geschriften critiseerde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 605