609 dat alsdan een ander lid in de plaats zal moeten worden benoemd. De overweging waarop het H. M. Gr. zijn gevoelen grondde, nl. dat genoemd college zelf' de zaak thans casu quo moest berechten, luidt als volgt: O. dat het onderwerpelijk door zes leden gewezen vonnis als onwettig behoort te worden aangemerkt en vernietigd O. dat echter deze vernietiging geen grond kan opleveren, om in ge volge den te dien aanzien gedanen eisch, de zaak naar een behoorlijk zamengestelden krijgsraad terug te wijzen, doch dat door het Hof als rechter in hooger beroep geheel op nieuw behoort te worden recht gedaan" Rechtdoende In naam en van wege den Koning! En in cas van appel. Vernietigt het in hoofde dezes vermeld vonnis, waarvan appel; En op nieuw rechtdoende enz. Die overwegingen geven ons weinig licht, waarom niet gehandeld is conform art. 53 van de provisioneele instructie van het H. M. G. Wij achten „salva reverentia", behoudens allen eerbied voor het Opper- rechterlijk Collegium, deze decisie onjuist. De zaak had o. i. naar den eersten Rechter, den Krijgsraad, moeten worden verwezenimmers art. 53 van 's Hofs provisioneele Instructie zegt het nadrukkelijk, dat „wanneer aan het Hof blijkt, dat in eene zaak niet behoorlijk is geprocedeerd ge worden, zal hetzelve het vonnis met de stukken aan den Krijgsraad terugzenden met opgave der abuisen, verzuimen of informaliteiten, in de behandeling der zaak begaan, en met aanschrijving om dezelve abuisen, verzuimen of informaliteiten naar behooren te redresseren en vervolgens het vonnis met de stukken aan het Hof wederom ter approbatie te doen geivorden"Veeleer kunnen wij ons met de uitspraak van het Hof, in hoofde dezes vermeld, vereenigen. Bij de militaire Rechtspleging worden bepalingen niet aangetroffen als zulks het geval is bij de burgerlijke Straf vordering (art. 228295), waarbij in de gevallen wordt voorzien, die de verwijzing naar den eersten Rechter noodzakelijk maken, dan wel de be rechting door den Opperrechter voorschrijven doch ook, de algemeene voor schriften van het gemeene Recht volgende, zal casu wanneer ingevolge art. 290 Wetb. v. Strafvordering het Hof bevindt, dat het ter revisie op gezonden vonnis door eenen onbevoegden rechter is gewezen, hetzelve vernietigen met verwijzing van de zaak naar den bevoegden rechter. Ingeval de instructie onvolledig is, dan wel een veroordeelde door schen ding der daartoe betrekkelijke bepalingen, blijkbaar in zijn recht van verdediging verkort is, bepaalt art. 294 W. v. Sv., dat de beklaagde op nieuw vóór hkt IIof zal terecht staan.Eene dergelijke bepaling treft

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 615