613 danig, dat de boot niet overhelt; het vaartuig moet met bedaardheid en vlugheid verlaten worden maar niet, alvorens het aan den oever is vastgelegd. Indien er vaartuigen ontbreken en men de rivieren zwemmende moet overtrekken, dan ontkleedt men zich, bevestigt de kleeding-stukken, patroon- zak, enz. goed op de schouders en het geweer dwars op den nek, en steekt diagonaalsgewijze stroomafwaarts het water over. Yooraf moet men het punt van aankomst goed verkennen, om te vermijden in het struikgewas of den modder terecht te komen. Een hygiënische voor zorgsmaatregel is, de voeten en knieën met vet in te smeren alvorens te water te gaan. De verkenningen hebben allen eene voorhoede om het terrein te door zoeken, die samengesteld is uit eene compagnie of gedeelte van eene compagnie Lin-Tapp [Cochin-Chineesche tirailleurs] met Fransch kader [officieren, onderofficieren 23korporaals 1 /2], der marine-infanterie]. Do dispositie voor de voorhoede is zeer eenvoudig; groepen als spits marcheeren op den hoofddijk, op 200 a 250 M. vóór het gros der voorhoede, of op kleinere parallelle dijken, op zijn Indiaansch achter elkaar en met tusschenruimten. De Annamitische tirailleurs zijn uitstekend geschikt voor dezen dienst; zij marcheeren even gemakkelijk op de gladde dijken als tot hun middel door het water; moet eene plaats, door bamboe omgeven, verkend worden, dan worden er eerst eenige salvo's met sectiën in gegeven, en vervolgens wordt zij en tirailleur omringd en doorzocht. De cavalerie is voor den verkenningsdienst in dit land niet te gebruiken, omdat er te veel hinder palen zijn die beletten, dat de cavalerie zich snel beweegt, als dijken, rijstvelden, vonders enz. Een paar ruiters, op 2 K. M. vooruitgezouden, zouden onherroepelijk door de roovers worden neergeschoten uit hunne hinderlagen. Het zoude zeer wenschelijk zijn een paar eskadrons bereden Lin-Tapp te creëeren, op kleine inlandsche paarden. De Afrikaansche jagers hebben slechts kunnen dienen voor het geleiden van generaals, konvooien en ambulancen. Bij het beveiligen van eene marcheerende colonne, mag geen enkel terreinvoorwerp ondoorzocht gelaten worden; leent eene plaats zich tot eene hinderlaag, dan moet men vooraf op 150 a 200 M. er salvo-vuur opgeven, eerst daarna wordt zij doorzocht. Ook voor de zijpatrouilles gebruikt men inboorlingen, die zeer geschikt zijn om zich op alle terreinen te bewegen en allen een sampan kunnen besturen. 2° Veiligheidsdienst in staat van rust. In Tonkin worden geene tenten gebruikt; men vindt er genoeg dorpen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 619