616
geweest; daarin schuilt geen gevaar tegenover een vijand die zoo weinig
aanvalsvermogen heeft.
Formatie van de aanvals-colonnes.
1°. Op dijken (aardewerken)op twee dijken die in een scherpe hoek
uitloopen op eene versterking, moet men de artillerie échelonsgewijze
laten avanceeren tot 200 M, vervolgens kartetsvuur geven, en terwijl men
op de facen of den achterkant een schijnaanval doet, gelijktijdig aanvallen.
2°. Aanval op eene versterkte linie (stadswal). Voor dezen aanval,
moet men de aanvalscolonnes vermenigvuldigen tot vijf a zes en aan elk
harer een bepaald object aanwijzen; de zwakke punten zijn rechts en
links van de poorten; nimmer moet men twee aanvalscolonnes hetzelfde
object aanwijzen, om opeenhooging te voorkomen. De artillerie moet ook
hier op 200 M. den aanval voorbereiden om de aanvalspunten te ont-
blooten van verdedigers en bres te schieten.
De achterlaad-kanons zijn weinig gebruikt, daar zij te fragile zijn; in
dien zij in de rijstvelden vallen, kunnen zijn niet meer gebruikt worden.
Men laat ze aan boord of in de forten. Het meest mobiele kanon,
dat veel diensten bewezen heeft, is het voorlaad-veldkanon van 4. De
aanvoerders der colonnes moeten, na de onderdeelen verzameld te hebben,
aan het hoofd der aanvalscolonnes marcheeren om ze te dirigeeren, het
punt dat beklommen moet worden uit te kiezen, en het snelvuur der
Kropatschek-geweren te doen staken.
De artillerie moet bij den aanval, op groote afstanden (2000 M). aan
gene zijde van de versterkingen vuren, om den rug des vijands te ver
ontrusten en vluchtelingen te treffen. Tijdens den aanval een schijnaan
val verrichten op andere poorten, om de vijandelijke reserves te beletten
om op het juiste punt aan te rukken. Zelf moet men zijne reserves
gereed hebben om den aanval op de punten die veel weerstand bieden te
versterken, en hem zoo noodig te hernieuwen.
Den aanval leiden; avanceerende de huizen laten doorzoeken; het ge
vonden kruit in het water werpen; brandstichting voorkomen; plundering
verhinderen; de buit uitzoeken, verzamelen en doen bewaken. Eenmaal
den buitenwal genomen, de verschillende onderdeelen en korpsen verza
melen en elk een bepaalden sector aanwijzen om te bewaken en te bezetten.
Doordringen tot de citadel, als het daglicht het nog toelaat en de ar
tillerie op laten rukken om de poorten stuk te schieten, ten einde een
échec te voorkomen. Tegelijkertijd bresschieten en het inwendige der
forten bombardeeren. Dikwijls is het alleen voldoende de terugtochts
wegen te bedreigen om den vijand te doen aftrekken.