61
Het is een element zonder raison d'etre.
Het civiel bestuur te Atjeh stond ten opzichte van de twee strij
dende partijen als de eigenwijze toeschouwer bij een leeuwengevecht,
die aan de leeuwen beduiden wil hoe ze vechten moeten.
Door de eene gewapende partij niet erkend, door de andere niet
vertrouwd, was het civiel bestuur belast met werkzaamheden, welke
te huis behooren in het hart van het leger. Want wat waren ei
genlijk de werkzaamheden van het civiel bestuur te Atjeh? Niet
anders dan generale-stafdienst, minus de militaire kennis en ervaring,
minus de leidende militaire gedachte.
De generale staf behoort te zijn de ziel van het leger. De ziel
behoort gezeteld te zijn, niet buiten, maar in het lichaam.
Het leger te Atjeh was door de invoering van een zelfstandig
en overheerschend civiel gezag, feitelijk ontzield.
Nog meer dan ontzield was het leger te Atjeh, het was ook
onthoofd, zijne ledematen waren gebondenen Nederland klaag
de dat de Atjeh-oorlog zoolang duurde
Afschaffing van het civiel bestuur te Atjeh, dat was zoolang reeds
de onverhoorde wensch van allen, die den oorlog hadden bestudeerd
in zijn aard en middelen, dat men wanhoopte aan de vervulling.
Doch ziet, onverwachts gewerd ons de verrassende tijding dat de
nieuw opgetreden Gouverneur-Generaal het civiel en militair ge
zag te Atjeh weder in ééne hand vereenigd had. Moge nu de er
varing in deze opgedaan, voor de toekomst slechts niet verlo
ren gaan.
Al bestaat er voor het oogenblik weinig kans dat te Atjeh aan
de officieren aandeel in het bestuur gegeven wordt, in de toekomst
kan zulks veranderen en ook elders in onzen Archipel kan ten allen
tijde de noodzakelijkheid ontstaan, om het civiel en militair gezag
aan officieren op te dragen.
Welke functien in zulk een geval door den officier verricht moeten
worden, geeft de krijgsgeschiedenis op meer dan eene bladzijde aan,
waarvan wij een enkel voorbeeld willen nemen.
Het zijn de hureaux-arabes waarop wij thans het oog gevestigd
hebben; het middel door de Franschen in Algerië met zoo veel sue-