2
3C Compagnie.
Kapitein. F. H. üe Yogel,
lc Luitenant, M. W P. C. De Jonker,
1° Luitenant, J. M. Lu Bron de Yexela,
2e LuitenantF. P. L. Yan Driel.
Iedere compagnie, verdeeld in drie pelotons, had eene sterkte van
40 Europeanen en 80 Boegineezen.
In den geneeskundigen dienst bij de expeditie werd voorzien door
tijdelijke detacheering van de Koninklijke Nederlandsche Marine, van
den officier van gezondheid der 2e klasse, M. Steensma, terwijl de
betrekking, (om in de terminologie van den tijd van Prins Mau-
rits te blijvenvan „gedeputeerde te velde" werd waargenomen dooi
den assistent-resident De Scheemaker.
De troepen scheepten zich den 4den Mei te Olehleh in op het
particuliere stoomschipde „Devonhurst", (de koelie's op de „Rajah");
fe Edi zouden zich twee oorlogsstoomschepen, de „Bommelerwaard"
en „Bandjermasing", benevens het gouvernementsstoomscheepje „Bo
ni" bij ons voegen.
Yan Langsar en de Langsareezen wist men te Kotta-Radja ten
eenenmale niets (evenmin van Modjopahit en zijne bewoners), zoodat
de expeditie-commandant, majoor Meijer, slechts de schrale troost
medekreegdat hij te Edi van den assistent-resident De Scheemaker
en van den stations-commandant der marine aldaarwel nader het
een en ander omtrent land en volk zoude te weten komen.
Waren dus de specifiek-militaire gegevens, waarmede de expe-
ditionnaire troepen Kotta-Radja uittogenallersoberstook uit een
hygiënisch oogpunt zette zich de tocht niet heel voorspoedig in
doordien reeds gedurende de inscheping der troepen te Olehleh, de
cholera zich vertoondediewel i3 waar toen iederen dag te Kotta-
Radja eenige slachtoffers maakte, doch toch daar ter plaatse minder
gevreesd was dan in de enge ruimte van een met soldaten volge
laden schip.
De gevolgen bleven dan ook niet uit, want twee dagen daarna
werden er reeds acht patiënten verpleegd, van wie er, meenen wij,
spoedig drie bezweken.
Met den overtocht te water, waaronder begrepen een vrij lang-