In naam en van wege den Koning! 85 tot persoonlijken arbeid ten gevolge gehad hebbende." Overwegende, dat de omstandigheid, dat beklaagde verwonding zonder eenige aanleiding heeft toegebracht, waardoor moet worden aangenomen, dat hij het feit uit balddadigheid en lust om iemand zonder eenige reden leed te berokkenen gepleegd heeft, de toepassing van eenige verzachtende omstandigheid uitsluit. Gelet op artikel 13 van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande, artikel 227 van het Wetboek voor Strafrecht voor Inlanders, artikel 1 van het Staatsblad 1883 No. 54 en de artikelen 204208 van de Rechts pleging bij de Landmacht. Rechtdoende: Verklaart den beklaagde RocLirono alg. st. Noschuldig aan: vHet moedwillig toebrengen van kwetsuren geen ziekte of onbekivaamheid tot persoonlijken arbeid ten gevolge gehad hebbende Veroordeelt hem deswege tot de straf van: dwangarbeid buiten den ketting'''' voorden tijd van één jaar en tot de betaling eener geldboete van vijftig gulden. Bepaalt den tijd, gedurende welken de veroordeelde bij wanbetaling dier boete in gijzeling kan worden gehouden, op zeven dagen. Verwijst den beklaagde in de kosten van het rechtsgeding. Gelast dat het als stuk van overtuiging gediend hebbende voorwerp „een stuk ijzerzal worden vernietigd terwijl de mede als stuk van over tuiging gediend hebbende witte pantalon aan den eigenaar of daarop recht hebbende zal worden teruggegeven. Aldus gedaan en gewezen te Willem I op heden Zaterdag den achtsten December 1800 drie en tachtig. Bovenstaand vonnis is bij Sententie Definitief van het Hoog Militair Ge rechtshof in N. I. dd. 7 Maart 1884 op bovenstaande rechtsgronden van den rechter a quo bevestigdbeklaagde veroordeeld tot de straf van dwangarbeid bfd ketting voor den tijd van zes maanden en tot de betaling van eene geldboete van acht gulden; bij wanbetaling dier boetegijzeling voor den tijd van èén dag dwangarbeid b/d. ketting. Medegedeeld door Metis.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 91