DE WEDERZIJDSCHE DETACHEERING VAN OFFICIEREN
BIJ HET INDISCHE EN NEDERLANDSCHE LEGER.
In de laatst ver'loopen maanden heeft zich in enkele Nederlandsche
couranten, voornamelijk in het Haagsche Dagblad, eene correspon
dentie ontsponnen omtrent het detacheeren van jonge Indische kapi
teins bij het Nederlandsche leger, welke ontboezemingen aan weers
zijdenaan Indischen en aan Nederlandschen kant blijkbaar min
of meer kwaad bloed hebben gezet.
Zulke uitingen bevorderen alles behalve den goeden geest, welke
tusschen de officierskorpsen van beide legers zoo hoogst wensehelijk
isen uit dat oogpunt beschouwd, kunnen wij tot geruststelling
der Indische kameraden bij deze constateeren, dat de „provocatie"
niet van Indische zijde is uitgegaan.
Een zeer ruwe uitval van een Bredaschen (1) luitenant „van 1400
gulden", zoo teekende hij zich, in het Haagsche dagblad van 14
October j. 1. was namelijk het allereerste sein ook voor anderen van
het Nederlandsche leger, om zich ditmaal eens flink te luchten
van al het benauwende, om onder de bevelen bij het Nederlandsche
leger te moeten dienen van kapiteins van jongere anciënniteit.
Vermits nu de grief van dien met 1400 gulden gesalarieerden lui
tenant in den laatsten tijd meer wezen en vorm ook bij andere offi
cieren van het Nederlandsche leger is gaan aannemen; een ander
anonymus omstreeks ter zelfder tijd in den „Revolver" op niet weinig
wangunstige manier het aan de Indische kapiteins in Nederland toe
gelegde hoogere traktement ter sprake heefc gebracht en ten slotte
-XX-
(1) Voorzeker is het een louter toeval, dat de „bezwaarden" voor het grootste
deel te Breda in garnizoen zijn, alwaar meer dan één oud-luitenant is, die weleer ge
detacheerd bij het Indisch leger het bijzonder goed in Indië hebben gehad en daar
betrekkingen bekleed, waaraan vrij aanmerkelijke materieele voordeelen verbonden waren.