398
doch nu afgeschafte straffen mogen worden opgelegd. (1) Bedoelde lijst
is met de meeste nauwkeurigheid door Schrijver bewerkt, waarop ieder
Krijgsraadrechter gerustelijk zich mag vertrouwen, in tegenstelling van
de door Mr. Heijligers in zijn laatst verschenen werk (2)- bij velen in
gebruik - opgegeven straffen, welke door hem onjuist zijn gewijzigd, zooals
door den heer Koolemans Beijnen in den Militairen Spectator van 1880,
op pag. 129 terecht is opgemerktwelke opgave derhalve weinig vertrouw
baar is te achten en met de meeste voorzichtigheid dient te worden ge
raadpleegd.
Mr. Y. d. Hoeven is geen vreemdeling op het gebied der Militaire
Wetgeving. Behalve het werk door hem in 1866 uitgegeven, getiteld:
Opmerkingen over de Nederlandsche Strafwetgeving voor het
Krijgsvolk te Lande" dat thans nog met vrucht kan worden ge
consulteerd, hebben wij aan den geleerden Schrijver nog eene menigte
uitmuntende opstellen over het Militair Kecht, in verschillende Militaire
tijdschriften opgenomen, te danken. Ook met de uitgave van dit boven
besproken belangrijke werk heeft Mr. V. d. Hoeven aan allen een onschat-
baren dienst bewezen, die zich met de studie van het Militair Recht
bezig houden en geroepen zijn als rechters op te treden. Aan allen die
van het Militair Recht eene grondige en wetenschappelijke studie wenschen
te maken, wordt daarom dit werk ten zeerste aanbevolen.
Metis.
(1) Merkwaardig is de bij art. 20 van het meergenoemd K. B. gevoegde noot
van den Schrijver, waar gezegd wordt, dat naar aanleiding van het betoog van Mr. C.
Th. Yan Deventer in het Ind. "Weekblad van het Recht N°. 1076 (ook in het Ind
Militair tijdschrift van 1884 N°. 3, pag. 365 opgenomen), Schrijver zich door
inzage van de Minuut van het K. B. 13 Oct. 1882 N°. 26 overtuigd heeft, dat de offi-
cieele tekst luidt: 18 26 en niet 18, 26, waaruit blijkt dat de artt. 16, 18 26
en art. 29 52 C. W. voor het Krijgsvolk te Lande voor N. I. zijn afgeschaft.
(2) Rechtspl. v/d. Landm. en O. W. en Regl. v. Krijgstucht voor het Krijgsvolk
te Lande, gewijzigd overeenkomstig de wet van 14 Nov. 1879, St. 191 en 192, door
Mr. R. W. D. Heijligers, Auditeur-Militair.