HET MILITAIR WEDUWEN- EN WEEZENFONDS
Eeu jaar geleden verscheen in Nederland van de pers een Rap
port van de Commissie, die nu laatstelijk is belast geweest met de
herziening der grondslagen, waarop de bestaande Weduwen- en Wee-
zenkas voor de officieren der Landmacht van het Nederlandsche
leger berust.
Dat rapport een weinig van naderbij te bezien, is het doel van
ons schrijven; een doel, waarvoor, naar onze bescheidene meeuing,
de tegenwoordige omstandigheden, waarin ons eigen Weduwen- en
Weezenfonds zich bevindt, wel eenige aanleiding geven.
In den laatsten tijd immers is er eene zekere beweging ook in
geschrifte waar te nemen, omtrent het minder of meer doelmatige
van het beheer van het Indisch Militair Weduwen- en Weezenfonds
en gaan er hoe langer hoe meer stemmen op, die beweren, dat de
grondslagen ook van onze Weduwen- en Weezenkas herziening noo-
dig hebben.
Is die beweging gansch niet vreemd aan de in de laatste jaren
herhaaldelijk bevolen verhooging der gewone jaarlijksche contributie,
die sedert het jaar 1867 van 2 tot 5 procent klom, en weten wij
maar al te goed, dat velen eene reorganisatie van het beheer der
Indische Weduwen- en Weezenkas prediken, zonder dat zij bij machte
zijn zulks nader aan te geven, in geen geval is het euvel te duiden,
als wij de vraagstukken der hiervoren bedoelde Nederlandsche Com
missie onder de aandacht van onze kameraden brengen, ter beoor
deeling aan anderen overlatende, in hoeverre die problemen op In-
dischen bodera mede de overweging waardig zijn.
Wij stellen hierbij voorop, dat wij het allerminst daarbij het licht
kunnen missen van onzen bekwamen, conscientieusen amanuensis,
die reeds bij de beantwoording van „David's" opstel over het Mi-