STUDIËN OYER ALGERIË.
II.
X. in het Indisch Militair Tijdschrift over het Opstel van
„Een niet veel belasting betalend patriot
(Vervolg en Slot.)
De jaartelling van den Algerijnschen Oorlog, onder het licht der
geschiedenis, valt niet in het nadeel der Franschen uit, meent de
schrijver, en om dit aan te toonen deelt hij mede, dat de Romeinen
300 jaar noodig hadden om te doen wat de Franschen in 54 jaar
deden, en nog niet zoo diep in het binnenland drongen. Was ik
in plaats van X. geweest, dan was ik teruggegaan tot den tijd der
Carthagers, die in 732 jaar niet verder kwamen, dan tot het tegen
woordige Tunis, en een gedeelte der provincie Constantine, 333
K. M. in W. richting van af kaap Bon langs de kust en 265
K. M. in Z. richting binnenslands. ITet bewijs, dat X. wil doen gelden
zou er nog krachtiger door zijn geworden. Maar en dat zou 't
weer een beetje verzwakken de Carthagers wilden niet verder gaan,
en zagen er meer heil in de Numidiërs tot bondgenooten te heb
ben, die zij door ze tegenover elkander te stellen in bedwang hiel
den, en zoo noodig gebruikten als hulptroepen, 't zij bij hunne oorlogen
buiten Afrika, 't zij tot het in toom houden der bevolking van de kust
streek wanneer deze in opstand kwam, met welke politiek zij voort
gingen totdat hun voormalige bondgenoot Massinissa de partij dei-
Romeinen koos, zooals dit ook na ziju dood in 149 werd gedaan
door zijn opvolger Micipsa, die drie jaren later het zijne bijdroeg
tot den val van Carthago.
En nu de Romeinen. Drie honderd jaren om meester te wor
den van een land voor welks verovering do Franschen maar 54 jaren