X
I
DE TOCHT NAAR LANGSAR IN MEI 1877.
Met schetsteekening)
Op de oostkust van Atjeli, benoorden de Delische grensrivier
de „Tamiang", liggen de staatjes Modjopahit en Langsar, alwaar in
de jaren 1875 en 1876 herhaaldelijk veilig schoolden een tal van
roofzieke Gajoe's, die van tijd tot tijd de Nederlandsche tabakson
dernemingen nabij de genoemde Tamiang-rivier trachtten te plun
deren en af te loopen.
Het gevolg hiervan was, dat in de eerste dagen van Mei 1877
werden aangewezenom de vorsten van Langsar en Modjopahit te
straffen en hen tevens gewelddadig aan het Nederlandsch gezag te
onderwerpen, drie compagnieën infanterie van het 8e bataljon, gesteund
door 2 Coehooinmortieren, benevens ééne sectie mineurs.
Bij deze troepen waren ingedeeld de navolgende officieren:
Staf.
Majoor, P. W. Meijer, commandant,
le Luitenant, H. C. P. De Bruijn, waarnemend stafofficier,
le Luitenant-adjudant, Gt. H. L. F. O. Ilgen,
2e Luitenant-kwartiermeester, J. E. Van Schaik.
le Compagnie.
Kapitein, J. A. Vink,
le Luitenant, B. J. J. Magnin
2e Luitenant, A. Clarkson,
2e Luitenant, W. B. De Blaauw.
2e Compagnie.
Kapitein, A. F. H. Kielgast,
le Luitenant, J. N. Hardeman,
le Luitenant, P. F. W. Van der Paardt,
Adjudant-onderofficier I
J Muller.
dienstdoend officier
1885. Dl. I. 1
t