722
Overwegende, dat eene verordening, onder welke benaming ook uitge
vaardigd, nooit kan geacht worden toepasselijk te zijn op omstandigheden
en qualiteiten van personen, die, tijdens het bestaan dier vigeerende ver
ordening, daarop geene betrekking hebben kunnen.
Overwegende, dat de strafoplegger terecht dan ook van meening is, dat
hij niet bevoegd was, om korting op het traktement van reclamant te
verleenen, daar de bewuste schuld van reclamant door hem was aange
gaan, tijdens hij (reclamant) den rang van onderofficier bekleedde, daar het
bij de wet verboden is crediet aan onderofficieren te verleenen.
Overwegende, dat casu, nu geen korting op reelamant's schuld mocht
worden verleend, om reden die schuld door hem is aangegaan tijdens hij
nog onderofficier was, ook van het bemoeielijken van zijne meerderen
door zijne schuld niet te betalen, geen sprake kan zijn, welke schuld bo
vendien door reclamant niet erkend is geworden, derhalve op het oogen-
blik niet voor vordering vatbaar is, daargelaten de redenen, welke recla
mant bewogen hebben, die schuld niet te hebben erkend.
Overwegende, dat bovendien de militaire autoriteiten geene kennis be
hoeven te nemen van schulden, door officieren aangegaan vóór den tijd
dat zij dien rang bekleedden, derhalve ook op dien grond alleen, zij niet
kunnen geacht worden bemoeielijkt te zijn, indien kooplieden, trots het
bepaalde bij meer aangehaald artikel 266, nochtans aan onderofficieren
crediet verleenen en met de wetenschap, dat zij geene aanspraak hebben
om middels korting hunne schuldvorderingen betaald te zien, evenwel
niettegenstaande dat verbod, hun recht doen gelden langs den weg en op
de wijze, welke door reelamant's schuldeischer ten onrechte is opgevolgd
geworden, instede te handelen ingevolge de bepalingen voorgeschreven bij
het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
Overwegende, dat op boven ontwikkelde gronden reclamant dient ge
grond te worden bevonden in zijne reclame over de hem op den
door den Commandant derAfdeeling op Java opgelegde straf en
strafreden, beiden boven breeder omschreven.
Gelet op de artikelen 1518 van het Reglement op de rechtspleging
bij de Landmacht, Staatsblad 1874 No. 28, Staatsblad 1881 No. 49, art
204—208 van de Rechtspleging bij de Landmacht.
BESCHIKKENDE
IN NAAM EN VAN WEGE DEN KONING
Verklaart den reclamantgegrond in zijne reclame over eene hem
op dendoor den Commandant derAfdeeling op Java op-