831 van invitatiën om a bout portant te komen eten, voor altijd, verwezen zijn naar de legenden van een vroegeren tijd, die niet meer terugkomt. De verminking van meer audere woorden door onderofficieren en minderen, zal dan niet meer plaats vinden, omdat zij niet langer de officieren zullen hooreu en zullen zien schrijven in eene taal, welke niet de hunne is en welke zij dus niet goed verstaan. Aan onzen militairen stijl kleven vaak nog andere gebreken. Die stijl toch is, zooals deze gaandeweg door het gebruik geworden is, ietwat hoekig, nurksch van den kant der meerderen, maar daarom niet minder beleefd van den kant der minderen. In den regel schrijven de meerderen, zoodra er maar het minst hapert, aan hunne ondergeschikten, ik zou haast zeggen, te kwaad aardig, terwijl deze laatste tegenover „hooger hand" dikwerf veel te veel „de eer" hebben. Sommigen hebben de eer aan het begin van den brief, aan het eind en tusschen de druppelen door nog een paar malen in het midden. „Ik heb de eer Uw Hoogedelgestrenge eerbiedig aan te bie- „den of eerbiedig te rapporteeren, dat de sergeant uithoofde van een tekort in kas, zich door een geweerschot „van het leven heeft beroofd." Of nu volgens den onderstelden briefschrijver de eer zit in het tekort in kas of in den zelfmoord, zulks is, uit den brief althans, niet wel op. te maken. De luitenant-generaal Kroeseu deed er dan ook goed aan, in der tijd te bepalen, dat alle overdaad van eerbied en beleefdheid in de militaire briefwisseling behoorde vermeden te worden, en het is voor zeker niet zijne schuld, dat zijne wenk zoo weinig ten goede heeft uitgewerkt. Een Legercommandant heeft het bij voortduring n. 1. veel te druk met zaken van hoogere orde, zou ik meenen, om na het geven van zoodanige wenk nog na te gaan, of de briefschrijvers (correspoudeerende autoriteiten, zegt men) zich daar naar gedragen. Eene andere opmerking omtrent de gebruikelijke, militaire brief wisseling is, dat de beleefdheid stijgt, de kwaadaardigheid vermindert naarmate de schrijver of het betrokken bureel hooger staat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 218