834
Waarom zegt eene officiersdame wel: „met genoegen kolonel",
terwijl zij niet gaarne zoude zeggen: met genoegen hoofdingenieur,
of assistent-resident.
Die kolonel is immers voor haar evenzeer een „meneer", als de
resident, hoofdingenieur, referendaris en ieder ander fatsoenlijk
mensch.
Klinkt hèt niet belachelijk, als eene dame een kapitein bij zijnen
tang aanspreekt, alsof ook zij bij de zooveelste compagnie van het
garnizoensbataljon dienst doet?
Zeide ik zoo even nog maar de halve waarheid, dat de meeste
officieren zich zoodanigen schijn van dames-dienstbaarheid laten wel
gevallende geheele waarheid is, dat velen in staat worden geacht,
zich er aan te ergeren, als eene dame van een officier van minderen
rang zich niet aan die gewoonte houdt.
Het is erg, maar niettemin waar. Deze militair-maatschappelijke
Indische woekerplant is te minder te verklaren, dewijl onze Neder-
landsche aard, ons karakter, zulk eene gewoonte niet medebrengt.
Aan Neerland's overzijde mag men schrijven: „Ihrer Hochgeboren,
der Prau Grafin Adèle N, geb. Grafin P,
Ober stens- Gattin
en mag men evenzeer den rang van den echtgenoot in het gesprek
koppelen aan den titel, waarmede men de echtgenoote wenscht toe te
spreken, maar eene Nederland,sche gewoonte is het niet.
Zijn de Franschen evenmin afkeerig van een „Madame la maréchale
ou la colonelle"in ieder geval is dit nog heel iets anders, als
wanneer eene dame den officier bij zijnen rang aanspreekt.
Opmerking verdient hierbij, dat zoo iets aan eenen luitenant nooit,
aan eenen kapitein nu en dan. en aan eenen hoofdofficier, bijna altijd
overkomt.
Een kapitein is een soort middenman, die ongeveer door de eene
helft „meneer", door de andere helft „kapitein" genoemd wordt.
s Lands wijs, 's lands eer, zal men zeggen en in trouwedaarmede
is in vele gevallen wel genoegen te nemen.
Hier echter heeft men, naar mijn bescheiden meening, met een
bepaald-Indisch legergebruik te doen, dat afkeuring verdient, te
meer, wijl de dames van niet-militaire ambtenaren en andere burger-