883 Het hoofdbureau van den Generalen Staf of de Generale Staf bij het hoofdkwartier telt dus niet meer dan 1 chef, met zijn civielen secretaris en 4 hoofdofficieren. b. De inspectie der Artillerie. 1 Inspecteur-Generaal (Major General) der Artillerie in Indië (van de Indische Artillerie); 1 chef van den Staf, Majoor, (Brigade Major to Inspector General of Artillery in India); 1 plaatsvervangend Inspecteur-Generaal (van de Britsche Artillerie in Indië), Kolonel 1 Majoor, toegevoegd aan den plaatsvervangenden Inspecteur- Generaal (Deputy Assistant Adjutant General) van de Britsche Artillerie. Deze vier hoofdofficieren zijn bij het hoofdkwartier. Voorts behooren nog tot de inspectie der Artillerie: 1 hoofdinspecteur der draagbare vuurwapenen (Assistant Adjutant General for Musketry), Majoor. 8 inspecteurs der draagbare vuurwapenen (Deputy Assistant Adju tants General for Musketry), Majoors en Kapiteins, wier stand plaatsen zijn: Abbottabad, Fort William, Allahabad, Lucknow, Umballa, Meerut, Mean Meer en Rawal Pindi. De hoofd- en andere inspecteurs der draagbare vuurwapenen zijn officieren der Infanterie. Evenals de voorgaande, behooren de volgende staven en diensten tot het geheele leger in Indië. De mij ter beschikking staande ge gevens maken eene onderverdeeling voor het leger van Bengalen alléén zeer moeilijk. Zooveel doenlijk wordt vermeld of een en ander geldt voor het Britsch-Indische leger dan wel voor de legers van Bengalen, Bombay en Madras afzonderlijk. Tot dusverre zal de lezer, met raadpleging der kaart, hebben ontwaard, dat, met uitzondering van de staven, toegevoegd aan den persoon van den Onderkoning en dien van den Opperbevelhebber van het leger benevens het personeel voor het Departement van Oorlog en Marine, de verschillende staven ters); 2 den Divisional Sta^ff3 den District Staff; 4 den Station Staff. De laatste is echter zoowat onze Plaatselijke Stafvoorts bij de Militaire Verkenningen en den Kondschapsdienst, waarover later,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 270