903 Zie ik wijders niet voorbij het zeer groote verschil tusschen In dische en Europeesche toestanden in de waardeering van het infan- terievuur op grootero afstanden, nu de Atjeher of Landakker voors hands nog aan geen hundelvuur doetaan den anderen kant ver meen ik met de meeste bescheidenheid te mogen aanteekenen, dat de waarde van dat vuur, zij het voor het oogenblik ook slechts te genover een Europeeschen vijand, voor ons, Indische officieren, daar om volstrekt geen wetenschappelijke hallast heeten mag. Zooals trouwens hierna blijken zal, hebben de te Scheveningen gehouden schietproeven niet alleen op de groote afstanden plaats gehad maar ook op die distantiën, welke, tot het doen openen van het vuur op een' inlandscheri vijand, de Indische infanterie officier niet altijd versmaden zal. Ik bedoel het vuren op den afstand van 400 M. De cursus, dien wij aan de Nederlandsche schietschool mochten medemakenwerd door den Direkteureen luitenant-kolonel der infanterie, ingezet met een paar leerrijke voordrachten over het me ten van vluchttijden, het berekenen van opzethoogten, vizierhoekeu, uitvaartshoekenvalhoogten, verheffingen, invalshoeken, bestreken ruimten voor en achter het doel, oorzaken van spreiding der scho ten, enz. enz. Ik zal van die voordrachten niet veel meer zeggen, omdat ik de noodige bekendheid met al die soort zaken aanwezig onderstel bij de meeste officieren van het Indisch leger, die sedert de verschijning ten jare 1877 van de Verhandeling betreffende de kogelbaan van het acliterlaadgeweer klein kaliberzulk eeu goeden leercursus bezitten. Omtrent de oorzaken der spreiding van schoten, voor zoo veel die oorzaken niet door den schutter te verhelpen zijn, wensch ik echter eene uitzondering te maken en kortelijk te bespreken 1°. het zeer uiteenloopend verschil in aanvankelijke snelheid van dezelfde patronensoort bij hetzelfde geweer op één en denzelfden dagen 2°. het aanwezen van trillingshoeken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 290