925 schut kunnen samenwerken, om de aanvalscolonues reeds van verre te bestoken: eene taak, waartoe de infanterie dan des te beter bere kend zal zijn, naar gelang zij, met een uitmuntend geweer bewapend en van „heel veel" patronen voorzien, in vredestijd des te langdu riger in het vuren op verre afstanden zal zijn geoefend. Ten laatste nog, wilde ik dit opstel niet in de pen houden om dat wellicht nog enkele officieren zwanger gaan van het voornemen, om het komend jaar of later eene detacheering bij het Nederland- sche leger te vragen. Wordt hun dat verzoek toegestaan, dan kun nen zij zich stellig voorbereiden op eene spoedige detacheering bij de Normaal schietschool te 's Hage (1) en weten zij nu reeds ongeveer, welk eene soort cursus zij daar zullen hebben te doorloopen. Laat ons ten slotte de hoop uitdrukken, dat het Indisch leger zelf weldra in het bezit kome van eene Normaal Schietschool, op dat de Indische officier niet meer naar den Haag behoeft te reizen, om eens een specialen schietcursus mede te maken. De behoefte daaraan heeft zich vooral in de laatste jaren al meer en meer doen gevoelen, naar gelang de infanterist meer dan voorheen in de noodzakelijkheid werd gebracht, op „levende" schijven te vuren. Utrecht J- A. Vink. 10 Maart 1885. Kapitein der Infanterie. (1) De gedetacheerde Indische officieren hebben in Nederland ruim hun aandeel in de hier bedoelde detacheering. Bij de 10 kapiteins, onder wie ik de eer had te be- hooren, waren nog 2 Indische collega's, de kapiteins Jhr. van der Does de Bije en Caspari. Onder een beperkt aantal luitenants waren te vinden de Indische luitenants Merz en Silvergieter Hoogstadt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 312