929 Als de belangrijkste bestanddeelen voor de voediDg, kunnen dus de eiwitten, vetten en koolhydraten beschouwd worden, zoodat dan ook bij de beoordeeling van de waarde eener stof als voedingsmid del, in de eerste plaats rekening dient gehouden te worden met de betrekkelijke hoeveelheden der daarin aanwezige voedingsstoffen van de drie laatstgenoemde groepen. Door scheikundige analijsen, kun nen deze hoeveelheden met vrij groote nauwkeurigheid bepaald worden. Het is er echter verre van, dat alleen uit de chemische samen stelling van een voedingsmiddel tot de werkelijke voedingswaarde de zer stof besloten kan worden. Twee voedingsmiddelen, wier gehalte aan voedingsstoffen groote verschillen oplevert, kunnen daarom toch gelijke voedingswaarde hebben en zelfs kan het voorkomen, dat een voedingsmiddel met een groot gehalte aan voedingsstoffen een gerin ger waarde voor de voeding bezit, dan een ander met betrekkelijk veel kleiner voedingsgehalte. Zoo heeft het plantaardig eiwit (in graan, erwten, boonen, enz.) lang niet dezelfde waarde als eene gelijke hoe veelheid dierlijk eiwit (in vleesch, melk, eieren enz.) en vooral niet, zoolang het plantaardig eiwit in de stevige celwanden besloten is. Evenmin hebben alle koolhydraten en alle soorten van vet dezelfde waarde. Onderscheidene factoren oefenen dan ook, naast de chemische samenstelling, invloed uit op de waarde, welke aan eene stof als voedingsmiddel moet worden toegekendin het bijzonder behooren daartoe, de mate van verteerbaarheid der stof, alsmede het verterings vermogen van den persoon, voor wien het voedingsmiddel bestemd is. Hoewel nu, omtrent het verteringsvermogen van verschillende personen, tot dusverre nauwkeurige opgaven ontbreken, heeft men toch, door tal van proeven, vrij juiste gegevens verkregen, omtrent de verteerbaarheid der voedingsmiddelen bij normale personenvooral heeft men deze te danken aan de veelomvattende onderzoekingen, welke in den laatsten tijd door dr. Rübner te München, prof. dr. Hofmann te Leipzig en verschillende andere phijsiologen gedaan werden. De door hen verkregen uitkomsten stemmen daarin geheel overeen, dat, in het algemeen, aan de dierlijke voedingsmiddelen eene veel grootere verteerbaarheid, vooral met betrekking tot de daarin aanwezige eiwit stoffen, inoet worden toegekend dan aan de plantaardige.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 316