930 Als de voornaamste oorzaken voor de onvolkomen vertering van de plantaardige voedingsmiddelen, worden door hen genoemd lste- Het betrekkelijk groot volumen der daarvan afkomstige spijzen, waardoor het indringen der spijsverteringssappen bemoeilijkt wordt. 2de. De vorming van vetzuren, boterzuur en melkzuur, alsmede de abnormale ontwikkeling van gassen, als een gevolg van de groote hoeveelheid koolhydraten, welke in de plantaardige voedingsmiddelen wordt aangetroffen. Door de aanwezigheid van deze zuren en gas sen, die, onder bepaalde omstandigheden, door eene eigenaardige gis ting van het zetmeel en van andere koolhydraten kunnen ontstaan, worden de normale bewegingen van het spijskauaal versterkt, zoodat eene te snelle ontlediging van het darmkanaal bevorderd wordt en het voedsel onvolledig verteerd wordt uitgeworpen. 3de. De dikte der nagenoeg onverteerbare en onoplosbare wan den, welke de cellen der plantaardige weefsels omgeven. Deze celwanden verhinderen de toetreding van spijsverteringssappen en belemmeren derhalve de vertering en oplossing der stoffen binnen de wanden. Intusschen is gebleken, dat de verteerbaarheid der plantaardige voedingsmiddelen door eene doelmatige toebereiding aanmerkelijk kan worden verhoogd en dat zij, in het algemeen, der te grooter is, naar mate het voedingsmiddel door die toebereiding in een vorm wordt gebracht, welke de toetreding der spijsverteringsvochten beter toelaat. Zoo vond Strümpelldat van de eiwitstoffen in fijngemalen legu- minosen (boonen, erwten enz.) eene bijna tweemaal grootere hoeveel heid verteerd werd, dan wanneer de leguminosen in ongemalen toe stand waren toebereid. Rübner verkreeg overeenkomstige uitkomsten met tarwemeel, dat, in den vorm van brood, eene veel grootere verteerbaarheid bleek te bezitten, dan waneer het zonder gist tot meelkoeken was toebereid. Dat de verteerbaarheid van het brood zelf vermindert, naarmate het eene meer vaste massa vormt, kan niet in twijfel getrokken wor den. De proeven van Meyer hebben bijv. overtuigend aangetoond, dat, terwijl de chemische samenstelling van de beide hoofdgraansoorten, de tarwe en de rogge, nagenoeg overeenkomt, van fijn tarwebrood in c5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 317