948 blootgesteld aan de mogelijkheid dat zijn eisch zou worden afgewezen, omdat hij zijne 'aanspraken niet door de voorgeschreven certificaten had bewezen. Wie van Daalen kent, zal begrijpen dat hij niet zelf om die cer tificaten vroeg. In het belang van recht en billijkheid, meenden de ondergeteekenden daarom dat verzoek te mogen doen, ook zonder zijne toestemming te hebben gevraagd, vooral omdat het den eersten ondergeteekende bekend is dat hij in November 1874 dergelijke do cumenten met dankbaarheid zou hebben geaccepteerd, al lag het toen niet in zijne bedoeling daarvan gebruik te maken. Sedert 1874, sedert elf jaren dus na de tweede Atjehsche expe- tie verstreken, zijn reeds velen die aan dien krijgstocht hebben deel genomen ten grave gedaald. Maar toch zullen er, naar de onder geteekenden vertrouwen, van van Daalen's oude krijgsmakkers nog genoeg zijn overgebleven, die zich, in het belang van recht en eerlijk heid nog eene kleine moeite voor hem zullen willen getroosten, die ooggetuige waren van zijne schitterende daden van moedbeleid en trouwdie met hem hebben deelgenomen aan een der volgende be langrijke krijgsverrichtingen 1°. Bestorming der vijandelijke versterkingen te Lemboe, op den 25cn December 1878. 2°. Gevecht op den rechteroever der Atjehrivier bij de kampongs Langoegoep en Lemboe, op den 26en December 1873. 3°. Vermeestering van de Missigit bij den kraton, op den 6en Ja nuari 1874. 4°. Het afslaan van 's vijands aanval op de Noordzijde van ons bivak te Penajoeng, op den 13on Januari 1874. 5°. Omtrekking van de Zuid- en Oostzijde van den Kraton op den 24on Januari 1874. 6°. Het nemen der vijandelijke versterkingen bij Ketapang-Doewa, op den 15en Februari .1874. Tot alle chefs en oude krijgskameraden van den oud-Kapitein G. C. E. van Daalen, die met hem aan een of meerdere der genoemde krijgsbedrijven hebben deelgenomen, en ooggetuige waren van daden daar of elders bij de tweede Atjehsche expeditie door hem bedre ven, in de termen vallende van Artikel 2 der statuten van de Mili-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 335