957 tend groot aantal minderen van Yloot en Leger, dat in die 12 jaren te Atjeh het leven verloor, hetzij door vijandelijk lood, klewang of door ziekten te velde opgedaan, dan behoeft de zonderlinge meening die volgens den S. wel eens in het Vaderland wordt vernomen, dat het kruis voor MoedBeleid en Trouw in ons Indisch leger vrij gemakkelijk zou zijn te verkrijgen, niet verder wederlegd te worden. „Een beeld van den roem" aldus luidt het opschrift van het laatste hoofdstuk van „Voorheen en Thans". Maar bij deze treffende, hoogst ernstige, zoo gevoelvolle schets voegt geene bespreking en kan met een woord van waardeering voor den S. voor zijn arbeid, alleen een woord van diep medelijden worden uitgesproken voor hen die, als een Comfurius, Roghair en zooveel andere ongelukkigen, den roem zoo duur moesten betalen. Toen de Ridder-bijeenkomst te Amsterdam bijna ten einde was, werd door een der Atjehsche krijgsmakkers van den kapitein van Daalen, in echte mannentaal een dronk ingesteld op den eens zoo schitterenden stafofficier, op den dapperen, beleidvollen en ridderlij ken aanvoerder, op den ongeridderden kapitein van Daalen. De daarbij getoonde geestdrift gaf den Schrijver aanleiding om aan zijne brochure een „Naschrift" toe te voegen onder den titel van „eene hulde aan niet beloonde dapperheid." Hiervoren wezen wij er reeds op dat het ons voorkwam, dat in de brochure zelf wel eens te veel het geval van den kapitein van Daaleu was vooropgesteld. Niet omdat ook wij niet de onthouding van het Ridderkruis aan dien kapitein ten hoogste betreuren voor ons, die bekend zijn met de zoo uitstekende daden van moed, beleid en trouw door dezen stafofficier gedurende zijn verblijf te Atjeh verricht, kan dat bijna niet anders maar omdat wij de gevolgtrek kingen, die de S. daaruit afleidt, niet geheel kunnen deelen. Spoedig toch nadat die officier zich te velde op de meest schit terende wijze onderscheiden hadbeging hij een daad van oneerbie digheid tegen den Vertegenwoordiger des Konings in de Overzeesche gewestendie het leger in hem van een zijner meest verdienstelijke officierendie bestemd scheen om tot de hoogste rangen op te klim men beroofde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 344