959
ziju onbaatzuchtig en rondborstig karakter hem als het hoofd daarvan
doen aanmerken.
Gevoelt het Indische leger nog steeds erkentelijkheid voor hem,
toen hij als Volkvertegenwoordiger zoo herhaaldelijk den handschoen
voor dat leger opnam, de leden der M. W. O mogen hem nndank
baar zijn voor zijn open brief, ook al zijn zij met ons van meening,
dat zijn oordeel over de afhankelijkheid der M. WO. van de ver
antwoordelijke Ministers, niet het juiste is.
Eén door Zijne Excellentie behandeld onderwerp verdient meer
bepaald de aandacht, nl. waar op bladz. 5 van den open brief mede-
deeling wordt gedaan van den door Vloot en Leger innig gekoes-
terden wensch om de bepaling in de Statuten voorkomende, „dat
„bij elke benoeming de feiten moeten vermeld worden, waarvoor de
„benoeming in de Willemsorde geschiede voortaan onveranderlijk
te doen nakomen.
Die wensch zal ook door de leden der Orde in Indië algemeen
gekoesterd worden en wij zouden de inwilliging er vanwaaraan
toch wel moeielijk bezwaren kunnen verbonden zijn, zeer in het
belang der Orde achten.
Wij eindigen hiermede ons kort woord over den „open brief" en
wenschen den admiraal de Casembroot toe dat hij nog lang getuige
moge zijn dat het „in oorlogstijd dapper vechten, in vredestijd trouw
„zijn plicht waarnemen" de leus zij van onze krijgslieden te water
en te land.
Zooals wij daareven zeiden, opperde de luit - kol. Verstege in zijn
„Naschrift" het denkbeeld om, in een waardig adres, tot Z. M. den
Koning de bede te richten om het onrecht, van Daalen aangedaan,
te beteren.
Later blijkt de S. echter van denkbeeld veranderd te zijnten minste
in een „Open brief" van 25 Juni 1885 (l)—behalve door hem ook onder
teekend door den kapitein van den generalen staf G. de Wijs worden
andere middelen aangegeven om van Daalen nog in het bezit te doen ge
raken van het zoo welverdiende Ridderkruis der M. W. O.
(1) Men zie blz. 945 hiervóór.