EENE KLEINE TOELICHTING.
In mijn opstel over „Steenkolen en Spoorwegen ter Westkust van
Sumatra" (Gids van October 1884) schreef ik letterlijk het volgende
over het verband tusschen spoorwegen en defensie in dat gewest
(blz. 19).... „De belangen der verdediging van Sumatra's West
kust tegen een buitenlandschen vijand werden mede aangevoerd, om
aan den weg over Solok de voorkeur toe te kennen. Zoo even ver
meldden wij reeds, waarom de Greve ook in dit opzicht dat tracé
aanbeval; Cluysenaer was, in 1876, van hetzelfde gevoelen: „een
spoorweg, normaal op het strand, met achter het gebergte gelegen
zijlijnen naar de accessen, moet het doel zijn waarnaar men streeft;
de voorgestelde richtingen beantwoorden aan dit ideaal."
„Theoretisch zijn deze argumenten juist; doch zij hebben minder
waarde, wanneer men rekening houdt met den aard van het te ver
dedigen bergland en met de wijze, waarop de verdediging van Su
matra's Westkust zal moeten worden gevoerd.
„Zooals zal blijken, is de heer Cluysenaer na 1876 van zienswijze
veranderd; zijn thans (1884) geuit gevoelen is het onze niet, doch
in zooverre kunnen wij wel met hem medegaan, dat de keuze van
een spoorwegtracé van Padang naar de Padangsche Bovenlanden niet
door overwegingen van militairen aard behoeft te worden beheerscht.
Wanneer het, om financieele en technische redenen, de voorkeur
verdient, den spoorweg door de kloof der Aneh te leiden, zal men
hiervan niet ter wille van de eischen der defensie behoeven af te zien.
„Wij zullen straks, bij de bespreking der laatste beschouwingen
des heeren Cluysenaer, de gelegenheid hebben, deze uitspraak nog
eenigszins toe te lichten."
(blz. 40). „In strijd met de in 1876 geuite meening is de heer
Cluysenaer in zijne laatste nota van gevoelen, dat de spoorweg over