964
In de 3de aflevering van den loopenden jaargang schreef de heer
Kielstra, ter loops de brochure: „De Generaal J. H. B. Kohier" enz.
besprekende, het volgende:
„Zou men nu willen dat die overtuiging aan 't wankelen werd ge
bracht, omdat een anonymus, in een onlangs verschenen schotschrift,
„mij op on-kameraadschappelijke wijze aanvalt en o. a. zegt dat hij,
„het voorrecht gehad hebbende eenige maanden onder generaal Kohier
„te dienen, dezen beter kan beoordeelen dan ik Zoodanige brochures,
„waarbij de schrijver zijn waren naam verzwijgt en aan zijne animo
siteit botviert, verdienen geene beantwoording en ga ik natuurlijk
„met stilzwijgen voorbij. Maar ik zou dat niet doen, wanneer de
„brochure, al was zij kwetsend voor mij, den naam van een ach-
„ters waard kameraad droeg."
Het opstel waarin de zinsneden voorkomen, welke den heer K. blijkens
zijne toelichting, met recht reden tot aanstoot gegeven hebben, be
helsde eene wederlegging of verdediging op evengenoemden zijdeling-
schen aanval. De S. van de gewraakte zinsneden dwaalde blijk
baar ter goeder trouw, waarvan ook de Redactie de dupe geworden
is. Immers hij liet er onmiddellijk op volgen: „In eene nadere be
schouwing dezer quaestie wenschen wij ons niet te verdiepen; wij
„vermelden haar slechts voor het eenvoudige bewijs zoo al noodig
„dat men, alleen door de onderteekening zijner geschriften, nog niet
„rekenen mag op het onvoorwaardelijke vertrouwen van bevoegde
„lezers, waartoe de schrjjver in het Algemeen Dagblad blijkbaar mag
„geacht worden te behooren."
Dat vertrouwen in de bevoegdheid van den schijver in het Al
gemeen Dagblad heeft blijkbaar èn den schrijver èn der Redactie
parten gespeeld. Erkennende dat zij verzuimd heeft zich vooraf te
overtuigen of de bedoeling van den heer K. juist werd teruggeven,
vertrouwt zij dat deze de opneming van de onjuiste aanhaling uit
het Gids-artikel, met de verkeerde conclusiën daarop gebouwd, wel
zal willen toeschrijven aan het streven der Redactie om ter wille dei-
onpartijdigheid, in een geschil als het bestaande, beide partijen het
woord te geven en aan de moeilijkheid om daarbij alle gebezigde
bronnen behoorlijk te controleeren.
J. G. H. VAN DER DüSSEN.