967
dat er aan passeering geen oogenblik is gedacht geworden.
De toelichting mag hierbij niet achterwege blijven, dat niet alleen
zij zeiven, maar ook hunne bataljons,- regiments- en divisiechefs,
aan geen passeering in het minst dachten, en dat dus de surprise
hun door den inspecteur van het wapen is bereid geworden, den als
zoodanig het vorige jaar nieuw opgetreden titularis.
Deze opperofficier, zelf door bevordering bij keuze voorspoedig tot
hoogen rang opgeklommenwil namelijk niet langer van geschikte
aspirant-hoofdofficieren af wetenmaar alleen van extra-geschikten
van de zoodanigendie boven het gros uitblinken.
Een kapitein dus, die door zijne onmiddelijke chefs gewoon ge
schikt is geoordeeld, om tot majoor bevorderd te worden, is iu zoo
verre in het nadeel tegenover den „ongeschikt voor bevordering ver
klaarden collega", dat terwijl zij geen van beiden bevorderd worden,
de eerste gedurende vele jaren zich met eene promotie in het ver
schiet heeft gevleid, die nu als een zeepbel is uiteengespat, terwijl
de laatste, volkomen ingelicht met zijne positie, in zoo verre niet
gedupeerd is geworden.
De bevordering tot den rang van majoor heeft dus voortaan plaats
uit de meest geschikte kapiteins; onafhankelijk in zoo verre van alle
ancienneteitsaanspraken.
Een kapitein, die sedert vier jaren dien rang bekleedtheeft bij wijze
van spreken evenveel kans, om majoor te worden als nummer 1die
sedert 15 jaar dien rang bekleedt, en alleen de laatste gaat vóór den
eerste, als zij beiden „zoo wat om ende bij" even „zeer geschikt" zijn.
Zoo is het bij de infanterie in Nederland ten huidigen dage ge
steld en men mompeltdat dezelfde beweging bij de artillerie en
cavalerie weldra zal volgenals de inspectie dezer wapens in handen
zal zijn van een paar betrekkelijk jeugdige hoofdofficieren, die men
nu reeds voor die hooge betrekking doodverft.
Tot besluit van dezen brief, eene recht verkwikkelijke apothéose
voor een suikerfabrikant.
Dezer dagen kwam mij in handen eene brochuregetiteldVoor
heen en thanseene vergelijkende beschouwing bij het zeventigjarig
bestaan der Militaire Willemsordein welk boek de Schrijver, de