9?(i
I)e Kerti rivier hooger opgaande vindt men achtereenvolgens de
kampongs: Blang ajam, Araboengkoe, Arakoemoedi, Lebo Lajang,
Matang Oelo, Pematang koeli, Selema, en Lohong.
2. De Koeala Tjangkoel, met Lepoug Boea en Matang Toenong;
3. De koeala Piada, waaraan de kampong Blang Gloempang ligt,
en hooger op de kampongsMatang Tjoet, Tjot Troeoug, Tjot
Patessa, Gedong, Boekit Dara baroe, en Matang Selinja.
4. De Koeala Telaga Batang met de kampongs: Toen Tjappi,
Blang Paha, en Blang Semoedoen.
Yoorts liggen tussche deze en de Djamboe-ajer nog:
5. de kreek Aloer Tjapli, en
6. de kreek Blang Seloedoen.
Aan de monding der Pasei rivier ligt, zooals reeds boven werd
gezegd, het landschap Blangmei, dat niet tot de federatie van Pasei
behoort, maar een op zich zelf staand staatje vormt met een eigen radja.
Blangmei en, van de Pasei staatjes Kerti, hebben zich van den
beginne af aan onze zijde geschaard, en werd hun de Nederlandsche
vlag uitgereikt, zoodra zij zich sterk genoeg gevoelden die te beschermen.
Met de overige, niet aan de zee gelegen staatjes, heeft men zich
zoo min mogelijk bemoeid en geschiedde dit eerst met Gedong,
toen bewoners van deze streek zich niet ontzagen ons in Edi te ko
men verontrusten en zelfs onze versterking aldaar aan te vallen, het
geen tot eene expeditie aanleiding gaf.
Aangezien, zooals gezegd is, onzerzijds niets was gedaan om met
de hoofden van het Paseische in aanraking te komen, wat hunner
zijds evenmin scheen te worden gewenscht, was onze kennis van die
streek zeer luttel en bepaalde zij zich tot het reeds gemelde.
De tegen Gedong ondernomen expeditie, heeft ons echter in staat
gesteld iets meer met het land bekend te worden, wat betreft de
grondgesteldhoid, kampong-inrichting eu andere zaken van militair
belang.
Tot waar onze troepen het land binnen gingen (midden tusschen
Gedong, Bajoe en Beloek), zag men slechts een aaneenschakeling
van uitgestrekte kampongs en sawahs.
Geen enkele sawah lag braak, allen waren kortelings bewerkt en