979 voor reeds gemelde tolquaestie. De kampongs zijn bij lange na niet zoo versterkt als die van laatstgenoemd rjjk, Bajoe en Beloek. Wan neer de Gedongers het ernstig op Blangmei gemunt hadden, zoude er van dit laatste ook weinig overgebleven zijn, maar de eigenaardige wijze van oorlogvoeren der Atjehers onder elkander, maakt het be grijpelijk dat twisten tusschen het eene volk en het andere jaren lang kunnen duren, zonder dat een van beide voor goed ten onder wordt gebracht. Blangmei beslaat een oppervlakte van 1 a 11 /2 uur gaans diep en 2 a 3 uur breed. De kuststreek is, vooral dicht bij de mond der Pasei rivier, zeer moerassig en voor troepenbewegingen ongeschikt. Een ondoordringbaar struikgewas vau meer dan manshoogte bedekt hier den bodem en de oerers der rivier tot op 1 /a uur roeiens bo ven de monding. Eene menigte kreekjes zonder overgangsmiddelen, vermeerderen de onbegaanbaarheid van het terrein. Aan een op- marsch van het strand valt dan ook volstrekt niet te denkende rivier is hier de eenige weg. Het binnenkomen der rivier kan door geladen booten, sloepen ot prauwen slechts bij vloed plaats hebben en vereischt bovendien eene nauwkeurige kennis van het vaarwater, dat door de menigte zand banken zeer bochtig en moeielijk te vinden is. Eenmaal de rivier binnen zijnde, heeft men nog te letten op de menigte verzandingen, die dan eens aan den linker, dan weder aan den rechter oever of in het midden gelegen, de vaart zeer tegen houden. Één of anderhalf uur roeiens stroomopwaarts, daar waar de Pasei rivier de Gedongsche grenzen nadert, worden de oevers hoog en steil, en zijn zij op vele plaatsen dicht met bamboe begroeid. De breedte bedraagt daar 20 a 25 Meter en de diepte bij vloed 2 Meter en bij eb 1/2 Meter. Voor zoover bekend, is de rivier nergens overbrugd. De gemeen schap met beide oevers wordt onderhouden door kleine prauwtjes, die zich bijna bij ieder huis op 't drooge bevinden of wel in een klein kreekje ot afgraving van den oever, onder een afdakje, zijn vastgelegd. Daar de bedding der rivier door een kleiachtigen bodem loopt, heeft het water zelfs gekookt een ouaangenamen grondigen smaak.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 364