982
dadelijk vijandig tegenover zijne naburen, Pasei, Kerti en Edi, en
die verhouding, welke dezelfde bleef tot aan onze expeditie naar eerst
genoemd rijk in November en December 1876, is, zoo niet direct,
dan toch indirect van grooten invloed geweest bij de verovering van
dat. landschap.
Hetzij de jeugdige kolonie aanvankelijk niet sterk genoeg was om
offensief op te treden, zooals voorzeker door den sultan gewenscht
werd, of dat Toekoe Moeda Nja Malim zich meer bezig hield met
het verzekeren van zijne materieele positie, zeker is het, dat in de
verhouding der weerspannige vasalstaten tot den sultan geen ge
wen schte verbetering kwam.
Edi bleef weigerachtig 0111 den sultan zijn rechtmatig aandeel in
de peperbelasting te geven en van Pasei uit. werd tusschen Edi en
Simpang Olim, aan den rechter oever der Aracoendoer rivier, door
Toekoe Moeda Angkassa, Radja van Blangmei, eene nieuwe kolonie
gesticht, thans bekend onder den naam van Merbau.
In dien staat van zaken, werd door den sultan een ander man af
gevaardigd, evenals T. Moeda Nja Malim ondernemend en energiek,
en even als deze afkomstig uit de sagi XXVI Moekims, kampong
Lainbadak. Die man was Toekoe Paija, het latere hoofd van den
Raad van Achten te Penang. Hij volgde dezelfde gedragslijn als
de vorst van Simpang Olim, met wieu hij natuurlijk gemeene zaak
maakte, en vestigde zich aan de grens van dat landschap, aan den
rechter oever der Aracoendoer rivier, boven Merbau (Tandjong
Semantoh).
Het behoeft nauwelijks gezegd te worden dat hij daardoor al dade
lijk in conflict kwam met Toekoe Moeda Angkassa te Merbau, die
ingevolge het recht van eerste occupatie, aanspraak bleef maken op
het geheele stroomgebied der door hem bezette riviermonding, en bo
vendien een vijand was van Simpang Olim.
Voor T. Paija was het daarentegen een levensquaestie, bevrijd te
worden van zijn vijandigen nabuur, die benedenstrooms zijn geheelen-
uit- en invoer beheerschte en'zijn peperkolonie in haar eerste on
wikkeling dreigde te verstikken.
Een reeks van oorlogen, waaraan Blangmei, Edi en somtijds Kerti
deelnamen, was van dezen toestand het gevolg, welke eindigde met