984 Blangmeische afdeeling, en aan de Aracoendoer rivier door onze troepen en eeue flotille ondersteund, mocht hij er in slagen het ge bied zijner vijanden te veroveren. Lang mocht hij echter zijn zegepraal niet genieten, daar hij eenige dagen later op den llen December 1876 werd vermoord, zoo men beweerde, door een handlanger van T. Moeda Nja Maiim In T. Moeda Angkassa verloor het Nederlandsch Indisch Gou vernement een zijner trouwste bondgenooten en vasallen. Zijn nog minderjarige zoon T. Moeda Nja Latief, werd door ons erkend in zijn erfstaat Blangmei en in het pas veroverde Tan djong Semantoh en Merbau. Het bestuur over deze landstreken werd voorloopig waargenomen door de twee door ons erkende voogden van den jongen vorst: Toe koe Bintara Ibrahim, broeder, en Topang Kaum Sandang neef van T. Moeda Angkassa. (f). In Simpang Olim, dat gewapenderhand genomen was, maar waar van de vorst T. Moeda Nja Malim, bij het naderen der troepen, zijne onderwerping had aangeboden, werd T. Lamkotta tot radja aangesteld, nadat het gebleken was, dat Nja Malim de door het Gou vernement gestelde voorwaarden niet alleen niet wilde aannemen, maar ook door zijne vlucht, zich tot vijand verklaarde. Zijne ver- vallen-verklaring en die van zijne geheele familie was daarvan het gevolg. Hij vestigde zich in het binnenland van Simpang Olim, de gele genheid afwachtende om zich weer in zijne oude rechten te herstellen. In Juli 1877 werd hij uit zijn schuilplaats te Tepin Serin ver dreven, door een troepenmacht welke was afgezonden om hem ge vangen te nemendaar zijn langer verblijf in het Simpang Olim- sche gevaarlijk zou zijn voor ons gezag en voor de rust in die streken. Ziende dat alle kans om nog eens radja van Simpang Olim te worden, voor hem was verdwenen, begaf Nja Malim zich naar Groot Atjeh, waar hij zich met toestemming der Nederlandsch Indische Re geering, aan wie hij zich onderworpen had, ia zijn oude woonplaats in de XXYI Moekims vestigde. Hij stierf aldaar in 1879. (f) De laatste niet genoemd in den Regeering-s almanak van 1881.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 369