989 tale van een vijftig man, onze versterking te Edi had gealarmeerd, verscheen hij op nieuw in den nacht van den 18en op den 19en. Des morgens om 4 uur van allé zijden opdagende, stelde hij po gingen in het werk om de omliggende huizen in brand te steken, hetgeen echter niet gelukte, door dat het eenige uren te voren ge regend had. Hij deinsde door het vuur der bezetting, na ruim een half uur, voornamelijk in de richting van het strand, af. Op dertig pas van de versterking werden des morgens bij de veldontdekking de lijken van 5 Atjehers, volgelingen van Nja Baroen gevonden terwijl volgens zeer betrouwbare berichten van den neef van den Radja, 37 Atjehers sneuvelden; het aantal gewonden bleef onbekend. Aan onze zijde werden geen verliezen geleden. Na liet overlijden van den kapitein Baptist had de als militaire commandant opgetreden kapitein der infanterie G. M. Burgerhoudt, het noodig geoordeeld, om zoolang de berichten omtrent hetgeen de vijand in den zin had, niet gunstiger werden, de officiersvrouwen en kinderen tijdelijk aan boord van het stationsschip te doen overgaan, waartegen door den commandeerenden officier, den kapitein-luitenant ter zee J. Brevet, niet het minste bezwaar werd gemaakt. Dienten gevolge had de verhuizing in den namiddag van den 18™, dus juist tijdig, plaats gevonden. Op gemelden datum was het garnizoen te Edi tijdelijk versterkt geworden met 1 officier en 30 mariniers en matrozen van Zr. Ms. stoomschip Palembang, terwijl daags na den aanval tot gelijk doel naar den wal gingen, 1 adelborst 1° klasse en 24 schepelingen van Zr. Ms. stoomschip Bandjermasin. Ook was een getrokken kanon van 7 Cm met compleete uitrusting en munitie, behoorende tot de bewa pening van Zr. M\ stoomschip Palembang, naar den wal gezonden, om een der bastions van de versterking, waar geen geschut stond, daarmede te bewapenen. Dit stuk heeft, bij den aanval in den nacht van 18 op 19 Mei, door zijn kartetsvuur uitmuntende diensten bewezen. De hier genoemde marine-detachementen embarkeerden weder, toen van Groot Atjeh achtereenvolgens twee compagniëen infanterie ter versterking waren aangekomen, namelijk den 24cn de 2° (Amboi- neesche) compagnie van het 3C bataljon, kapitein V. H. Götz, sterk 3 officieren en 95 minderen en een dag later de 2e compagnie van 1885, Dl. II. 64

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 374