650
individu overlaten, of men al of niet een tijd in onze koloniën wenscht
te dienen. Die koloniën zijn ons grondgebied, de vijanden, die wij
daar te bestrijden hebben, zijn vijanden van den Staat, voor de be
scherming van wiens belangen wij immers onzen stand kozen.
Zoo begrijpen andere mogendheden de bestemming van hun
officierskorps.
Frankrijk en Engeland hebben geen afgescheiden officierskorps
voor elk hunner koloniën.
Menig officier, die zich daar eene schitterende carrière wist te maken,
zou wellicht ook in Parijs of in Londen zijn eerste jaren nutteloos
hebben gesleten, wanneer de Staat niet wijzer geweest ware, dan het
individu op dien leeftijd dikwijls is.
Hoeveel gelijkmatiger zal, niet aanvankelijk maar in de toekomst,
de promotie niet worden Hoeveel inniger niet de band, die de leden
van ons officierskorps moet blijven verbinden?
Tot zoover de Sprokkelaar, wiens vruchtbare pen het is eene plicht
der dankbaarheid zulks te constateeren op menige bladzijde van
hetzelfde artikel, van kameraadschappelijke genegenheid voor het
Indisch leger getuigenis aflegt, en wiens meeningen voorts omtrent
de wenschelijkheid eener ineensmelting van beide officierskorpsen,
vrij van alle baatzucht, slechts het toekomstige geslacht zouden
gelden.
Geven wij thans aan onze voornemens gevolg om aan te toonen, waar
om wij Sprokkelaar's meeningen in dezen niet tot de onze kunnen maken.
Na gedurende tal van jaren veel over het hier besproken onderwerp
te hebben nagedacht en vrij veel over dezelfde zaak te hebben gelezen,
houden wij het er voor, dat de door Sprokkelaar gepréconiseerde
fusie niet in het belang van het Indisch leger zoude zijn en, kwam
zij al éénmaal tot stand, ontzaggelijk veel geld zoude kosten.
Bij de beoordeeling welke waarde de maatregel in quaestie zou
hebben, heeft men slechts eene balansrekening op te maken van
geloove het, dat de Indische officieren niet zullen mopperenzoodra bijna eenieder
van hen inziet, dat aan het Indisch leger door eene wetswijziging een weldaad bereid
worde. Of moeten wij aannemen dat het weldadige der fusie voor beide legers slechts
door de officieren van het Nederlandsche leger zoude worden beaamd?