652 -
Zeer zeker, doch vergeet niet, dat ons leger 1500 officieren sterk
is en, voor het oogenblik eens aannemende, dat een. normaal onaf
gebroken verblijf in Indië op 5 jaren gesteld werd, ieder jaar derhalve
300 officieren uit Nederland zouden gezonden moeten worden,
voor stellig de grootste helft uit dezulken bestaande, die voor de
allereerste keer naar Indië gaan.
Het Indisch leger zou volgens deze globale berekening dus ieder
jaar een paar honderd officieren in de gelederen tellen, die wel
beschouwd niet volkomen expeditiefahig (1) zijn.
En nu de economische zijde van het vraagstuk.
Laat ons eens narekenen, ongeveer hoeveel tonnen gouds per
jaar Sprokkelaar's fusie kosten zou!
Het leger in Indië is, met ronde cijfers rekenende, nagenoeg 15000
Europeesche militairen sterkeen minimum met het oog op onze
politieke veiligheid.
Als het normaal onafgebroken verblijf ook van die menschen op
vijfjaar zou dienen te worden gesteld, zouden telken jare in Nederland
naar Indië moeten embarkeeren met de zoo even bedoelde 300
officieren 3000 soldaten, terwijl door de gedurende 5 jaar
tijds in Indië geleden verliezen, telken jare de in Indië naar Neder
land in te schepen repatrieerende troepenmacht omstreeks 250 (2)
(1) De kameraden van het Nederlandsche leger nemen geen den minsten aanstoot
aan dit woord. Een officier bij het Indisch leger, die geen Maleisch verstaat, is nu
eenmaal niet in allen deele geschikt voor den dienst te velde.
In het garnizoen, ingedeeld bij eene Europeesche compagnie, is dit geheel anders
en kan de uit Nederland pas aangekomen officier zich wel redden, doch op expeditie,
waar men ieder oogenblik inlandsche soldaten te commandeeren krijgt, is het spreken
en verstaan van de Maleische taal even noodzakelijk als de wetenschap van de een
voudigste regels der tactiek. En dan de in 1873 uit Nederland gezonden 70 Neder
landsohe officieren; hebben zij niet uitstekend voldaan op Atjeh? Zeer zeker, ieder
Indisch officier denkt daarover zoo, maar de Heeren van het Nederlandsche leger
zeiven zullen erkennen, dat men hunne indeeling moest bepalen zooveel mogelijk tot
de compagnieën van Europeeschen landaard en dat in weerwil van die groote fa
ciliteit zij toch in den beginne vaak genoeg op moeilijkheden gestuit zijn omdat zij
geen Maleisch verstonden.
In 1873 nu had men met een 70-tal nieuwe Indische officieren te maken, doch hoe
zal het zijn, als men ieder jaar een 200-tal officieren heeft in te deelen, die voor het
eerst in Indië komen?
(2) Het percentage aan verlies van officieren is minder groot dan dat van manschappen.