1017 - Zooals bij ons de onderwijzer zich op 3 of 4 passen vóór den recruut opstelt en dezen alsdan op zijn rechteroog doet mikken om de juiste richting te kunnen beoordeelen, gebruikt de onderwijzer bij het Duitsche en Oostenrijksche leger een handvat met zwarte roos, en een klein gaatje daaronder aangebracht. Door nu den man op de roos te laten richten, ziet de onderwijzer te gelijk door het kleine gaatje of het geweer in de richting ligt. Bij de Oostenrijksche infanterie leert de man ook links aanleggen, als hij het rechts goed kent. De oefening met Flaubertpatronen is in vele legers waar te nemen. De afstand, waarop met die patronen geschoten wordt, bedraagt bij de Nederlanders 10, bij de Denen 15 en bij de Oostenrijkers 15 a 20 pas; bij de Franschen en Nooren is men aan geen bepaalden af stand daarbij gehouden. In het Amerikaansche leger deed men tot voor weinigen tijd nog aan het, door het schot, uitdooven van gasvlammetjes, terwijl thans aldaar „en vogue" is de zoogenaamde „Wingate's indicator", met welk instrument de schutter een stalen pin in het doelschijfje drijft. Het nadeel van dezen aanwijzer, die bij het overhalen van den trekker in den loop vooruitschiet, tot een achterste klos tegen een voorsten klos stuit, is, dat de afstand, waarop geschoten wordt, niet grooter kan zijn dan de lengte van den loop. Wat voorts den duur der voorbereidende oefeningen betreft, deze loopt zeer uiteen. Vooral bij de Italiaansche infanterie stelt men zeer strenge eischen, vermits daar ieder man 3 jaar lang, iederen dag een half uur geoe fend wordt. In Engeland daarentegen doet men er heel wat minder aan, en wordt daar een recruut gedurende acht dagen, en een afgeëxerceerd soldaat, vóór den aanvang van ieder nieuw schietjaar, slechts vier dagen in de voorbereidende schietoefeningen onderwezen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 402