1026
zijn, zooals wij reeds zagen, veel geringer, dan men oppervlakkig
zoude meenen. De hieronder volgende berekening toont dit ten over
vloede in cijfers aan
100 KG. ongebuild tarwemeel bevatten, volgens de eerste tabel,
gemiddeld 12.85 KG- eiwitten. Na de builing en vermenging van
de verschillende verkregen producten, verkrijgt men, het hoogste ge
halte aan grove zemelen aannemende, 88 KG. meel en 12 KG. ze
melen. Deze laatsten bevatten, wanneer men de door Moleschott aan-
12 X 16.2
gegeven cijfers (1) tot grondslag neemt, 1 944 KG.
eiwitten, zoodat derhalve voor de 88 KG. meel overblijven, 12.35
KG. 1.944 KG. 10.406 KG. Het eiwitgehalte van het gebuilde
88
halte overeenkomt met dat, in de tweede kolom van de eerste ta
bel opgegeven.
Wat nu betreft de overige factoren, waarmede, bij het vergelij
kend onderzoek naar de voedingswaarde van het ongebuilde en het
grof gebuilde meel, rekening dient te worden gehouden, moet in de
eerste plaats de aandacht gevestigd worden, op de mate van verteer
baarheid der zemelen.
Hieromtrent werden door Fogg tale, aan wien in 1850, als lid eener
Pransche commissie, belast met het onderzoek naar de verschillende
vraagstukken betreffende de voeding van het leger, in het bijzonder
opgedragen was, het brood van de verschillende legers te onderzoe
ken, zeer belangrijke en nauwgezette proeven genomen.
Uit deze proeven, welke in het jaar 1853 openbaar werden ge
maakt, bleek, dat van de zemelen slechts 44 °/0 door het mensche-
lijk organismus verteerd kunnen worden, terwijl de rest, of 56 °/0,
voor de voeding als geheel waardeloos beschouwd moet worden.
100 X 10.406 11 on o i u -jj
meel bedraagt dus 11.82 °/0, welk gemiddeld ge-
(1) De in de tweede tabel medegedeelde uitkomsten van de analijsen van tarwe
zemelen leveren betrekkelijk groote verschillen op; deze zijn hoofdzakelijk toe te schrij
ven aan de omstandigheid, dat de bast van sommige tarwesoorten zeer zwaar, van
anderen daarentegen meer fijn is.Aangezien Von Bibra hoogst waarschijnlijk de zou
ten onder de eiwitten begrepen heeft, zijn bij deze berekening met opzet de door Mo
leschott aangegeven hoogste cijfers voor het eiwitgehalte der zemelen gekozen.