1027
Hij vond o. a., dat tarwezemelen, welke 5,6 °/0 in water oplos
bare en 7,4 °/0 in water onoplosbare eiwitverbindingen bevatten, na
de spijskanaleu van twee honden en een kip doorloopen te hebben,
nog een eiwitgehalte van 3,5 °/0 hadden. Daaruit en uit andere proe
ven leidde hij af, dat minstens 27 °jQ (1) van de eiwitstoffen in de
zemelen zoo sterk aan de onverteerbare celstof verbonden is of daar
door omgeven wordt, dat dit gedeelte, noch door de spijsverterings
organen van den mensch, noch door die van vleeschetende dieren kan
worden geassimileerd.
De in de zemelen aanwezige zouten zouden, volgens zijne proeven,
zelfs nagenoeg in het geheel niet door het menschelijk organisrous
verteerd worden.
Neemt men nu in aanmerking, dat, zooals wij reeds op bladz. 936
zagen, ongebuild mepl minstens 17 °/0, en meel, waaruit de grove
zemelen verwijderd zijn, 5 °/0 zemelen bevat, dan toont de volgen
de berekening aan, dat de betrekkelijke hoeveelheid ver teerbare eiwit
stoffen, waarop het natuurlijk voor de voeding alleen aankomt,
in het grof gebuild meel zelfs een weinig grooter is, dan in het niet
gebuilde.
17 X 16,2
De hoeveelheid eiwit in 1 7 KG- zemelen bedraagt
5 X 16 2
2.754, die in 5 KG. zemelen Q 0,81; daarvan zijn res-
2.754 X 27 0.81 X 27
pectievelijk onverteerbaar,0,75358 KG. en 10Q
0,2187
Men verkrijgt dus, voor de hoeveelheid verteerbaar eiwit, in on
gebuild meel, 12,35 0,75358 11,59642 °/0, en voor die in op
12 °/0 gebuild meel, 11,82 Ó.2187 11,6013 °/0 (2).
In verband met het reeds medegedeelde omtrent de samenstelling
der beide meelsoorten, moet derhalve aan het meel, waaruit de grove
zemelen zijn verwijderd, eene grootere voediugswaarde worden toe
gekend. dan aan het ongebuild meel. Dit alleen zou echter nog geen
3,5 X 100
(1) 27.
W 5,6 7,4
(2) Feitelijk is het gehalte aan verteerbaar eiwit van beide soorten iets geringer.